Binnenland

Radio Kootwijk: middelpunt van de wereld

Een winkel was er niet. Een school evenmin, en ook geen kerk. Rond de 150 inwoners telde Radio Kootwijk. De mannen in het dorp werkten bij het gelijknamige zendstation op de Veluwe. Cees van der Pluijm groeide er op. Over Radio Kootwijk schreef hij een boek, dat volgende week verschijnt. „Ons dorp was de navel van de aarde en mijn vader was een machtig man.”

Jan Kas

15 October 2014 20:56Gewijzigd op 15 November 2020 13:38
Cees van der Pluijm: „Afgelegen wonen bij zendstation Radio Kootwijk was geen probleem, ik had een leuke jeugd.” Beeld André Dorst
Cees van der Pluijm: „Afgelegen wonen bij zendstation Radio Kootwijk was geen probleem, ik had een leuke jeugd.” Beeld André Dorst

Gebouw A was uit veiligheidsoverwegingen verboden terrein voor kinderen. Wanneer vader Van der Pluijm avonddienst had, mocht Cees weleens rondkijken in de grote zenderzaal. „Ik las dan de namen van verre steden. Paramaribo, New York, Montevideo, Bloemfontein, Lissabon, Jakarta, Rome, Buenos Aires, Rio de Janeiro… Al die plaatsen waren verbonden met Radio Kootwijk. Jouw dorp was bijzonder, dat voelde je als kind.”

Op de lagere school van Cees in Apeldoorn hing een landkaart van Nederland. „Ons dorp stond er speciaal op aangegeven met een raar soort boogje, zo’n teken voor een zendmast. Zevenendertig woningen, geen winkel, geen kerk, geen school. Ons dorp stelde niets voor, maar voor Nederland was Radio Kootwijk van wezenlijk belang. Via het zendstation was draadloos contact met alle delen van de wereld mogelijk. Radio Kootwijk had een grote voorbeeldfunctie. Vanuit Amerika kwamen ze naar ons dorp om te leren van de apparaten en de techniek die er werden ontwikkeld.”

Van der Pluijm herinnert zich een speciale ”radiowereldkaart” uit zijn jeugd. „Van overal op de wereld liepen er lijnen naar ons dorp. Radio Kootwijk was het middelpunt van de wereld, de navel van de aarde. Persoonlijk afscheid nemen van een stervend familielid in Nederlands-Indië kon alleen via onze zenders. De contacten van Radio Scheveningen met koopvaardijschepen werden in Radio Kootwijk de lucht in gestuurd. Niet voor niets waren de Duitsers al op 11 mei 1940 in Radio Kootwijk. Het zenderpark konden ze buitengewoon goed gebruiken voor de langegolfcontacten met hun duikboten.”

Vader Van der Pluijm was technisch ambtenaar bij het zendstation. „Hij was een van de medewerkers die de zenders onderhielden en bedienden. De meeste buurmannen hadden hetzelfde werk. Ik bracht mijn vader weleens brood bij een avonddienst. Hij was dan in zijn eentje in Gebouw A. Contact met Paramaribo, met Rio de Janeiro, voor een kind was het ongelooflijk dat jouw vader dat bestierde. Een machtig man was hij op zo’n moment in mijn ogen. Soms mocht ik meeluisteren, vader moest de verbinding controleren. Als er onderweg een storing was, zocht hij een andere frequentie voor een betere lijn.”

Ruim dertig werknemers van Radio Kootwijk woonden met hun gezin in de kleine dorpsgemeenschap bij het zendstation. Van der Pluijm: „Mensen uit alle delen van het land waren daar neergepoot in een multiculturele samenleving van Friezen, Brabanders zoals mijn ouders, Zeeuwen, mensen uit Amsterdam en Den Haag, rooms-katholieken, protestanten van alle denominaties, humanisten. Zo leer je wel omgaan met verschillen. Kerst vierden we samen in de kantine van Gebouw G. Als rooms-katholiek jongetje fietste ik op zondagmorgen naar de Heilige Geestkapel in Assel, waar ik misdienaar was. Ik was nog niet terug of ik ging met de buurjongens naar de zondagsschool van een paar protestantse dames. Dat was oecumene avant la lettre. Ik ben er heel dankbaar voor, ik weet meer van de Bijbel dan de meeste rooms-katholieke leeftijdsgenoten. De buurvrouwen konden fantastisch vertellen. Ik zag het joodse volk veertig jaar lang door het Kootwijkerzand lopen. Dat kon je je voorstellen als je daar woonde. Alles werd concreet en aanschouwelijk.”

De Radio Kootwijkers leefden zeker tot halverwege de jaren zestig vrij geïsoleerd. „De meesten hadden geen auto, drie keer per dag reed er een bus naar Apeldoorn, 15 kilometer verderop. Die bracht ’s morgens de werkers en nam dan de schoolkinderen mee, ’s middags kwamen de kinderen terug en werden de werkers weer opgehaald. Na school met je vriendjes mee zwemmen ging niet, ik moest de bus halen. Als ik die miste, kwam er pas drie uur later weer één. Naar een verjaardag van een klasgenootje kon evenmin. Soms had het voordelen. Nablijven op school hoefde ik niet, anders was de bus weg. „Ik laat je maar gaan”, zei de meester. Het afgelegen wonen heb ik nooit als een probleem gezien. Ik had een leuke jeugd.

In Radio Kootwijk was een bloeiend verenigingsleven. Mijn moeder leidde jarenlang twee toneelclubs, die over de hele Veluwe uitvoeringen gaven. Moeder kwam uit Brabant, ze was beroepsactrice geweest. Er waren sportclubs, op Hemelvaartsdag gingen we met het hele dorp dauwtrappen. Er was altijd wat te doen. Eigenlijk hadden we veel meer vertier dan kinderen in de stad, en bovendien was er de natuur om ons heen. Het verenigingsleven zakte in toen iedereen in de jaren zestig televisie en een auto kreeg.”

Radio Kootwijk was een bijzonder dorp. „Het was voorrecht om daar te mogen wonen, dat gevoel had je. Een parkwijk als Berg en Bos in Apeldoorn was prachtig, maar wij woonden echt in het bos. En dicht bij het intrigerende zendstation met die twee indrukmakende masten bij Gebouw A van 212 meter hoog, elk tweemaal de Domtoren van Utrecht. Een eigen zwembad, een eigen tennisbaan, voor veel kinderen in Apeldoorn, zeker die van ons milieu, was zoiets niet vanzelfsprekend.

Ik had niet in de stad willen opgroeien. Onze buren waren in de aanspraak allemaal oom en tante. Die Radio Kootwijker van 92 is nog steeds oom Jan voor mij. Als hij belt, zegt hij ook: „Dag Cees, met oom Jan.” Onze eigen familie in Brabant zag ik een of twee keer per jaar toen ik kind was. De Radio Kootwijkers waren mijn familie, geen wonder dat je ze oom Jan en tante Mientje noemde. Je was op elkaar aangewezen. Je kon niet even een pak suiker kopen, als je zonder suiker zat ging je naar de buren.”

Van der Pluijm is nog geregeld in het dorp van zijn jeugd. „Dat is voor mij thuiskomen. Die geur van de bossen, die bijzondere stilte in Radio Kootwijk, waardoor je juist heel veel gaat horen, zelfs een vliegtuig op 10 kilometer afstand. Ik loop nog steeds in het Radio Kootwijk van mijn geheugen rond. Als je mij vraagt wie er in Radio Kootwijk woonde, noem ik bij alle huizen de namen van de bewoners in 1960. Die wonen er voor mijn gevoel nog. Van hen leeft 99 procent niet meer, maar dat is de wereld waar ik heel makkelijk weer in stap.”

Opgroeien in Radio Kootwijk stempelde hem. Van der Pluijm zal nooit ergens te laat komen. „Dat kon je je als kind niet permitteren. Anders miste je de bus. Dat is me als jongen van zeven een keer op woensdagmiddag overkomen. Iedereen was thuis in paniek… Wanneer ik koffie koop, neem ik twee pakken tegelijk. Je moest altijd voorraad hebben, al was het maar om te kunnen uitlenen aan de buren. Dat zit zo in mijn systeem, die gedachte gaat er niet meer uit.”


„Hallo Bandoeng, hoort u mij?”

Het zenderpark van Radio Kootwijk werd rond 1920 gebouwd voor radiotelegrafie en radiotelefoonverkeer met andere delen van de wereld, onder meer de toenmalige koloniën van Nederland, met name Nederlands-Indië.

Koningin-moeder Emma opende in januari 1929 het eerste officiële telefoongesprek tussen Nederland en Indië met de legendarische woorden „Hallo Bandoeng, hallo Bandoeng. Hoort u mij?” Een gesprek met Nederlands-Indië kostte toen 33 gulden per drie minuten, voor iedere extra minuut moest 11 gulden worden neergeteld. Het weekloon bedroeg in die dagen ongeveer 25 gulden.

Het Kootwijkerzand was een ideale locatie voor het zendcomplex. Het gebied was afgelegen en vrijwel onbewoond, zodat storingsvrij zenden en ontvangen mogelijk was. De grond was al eigendom van het Rijk, Staatsbosbeheer was in 1899 in de buurt van Kootwijk begonnen met het bebossen van de stuifzanden.

Nieuwe telecommunicatietechnieken zoals satellietverbindingen maakten Radio Kootwijk in de loop van de twintigste eeuw overbodig.


Gebouw A gerestaureerd

Prof. mr. Pieter van Vollenhoven opent volgende week vrijdag (24 oktober) het gerestaureerde Gebouw A, het hoofdzendergebouw van het voormalige zendstation.

Staatsbosbeheer werkt sinds 2009 aan behoud en herbestemming van Radio Kootwijk. Gebouw A is te huur voor evenementen. Ook de overige gebouwen worden gerestaureerd en hersteld voor meerjarige verhuur.

Volgende week zaterdag (25 oktober) is het voormalige zendstation van 13.00 tot 17.00 uur geopend voor publiek. Toegang is gratis. Gidsen van Staatsbosbeheer verzorgen speciale rondleidingen.


Biografie van zendstation en dorp

„Als iemand het standaardwerk over Radio Kootwijk moest schrijven, was ik het wel”, zegt docent, auteur en communicatietrainer Cees van der Pluijm uit Arnhem. „Ik ben er in 1954 geboren, heb er 21 jaar gewoond, mijn vader werkte er 40 jaar, ik heb nog een deel van de bloei van het zendstation meegemaakt en ik ben schrijver.”

Van der Pluijm schreef ”Radio Kootwijk. Biografie van een zendstation en een dorp in het hart van de Veluwe” op verzoek van Staatsbosbeheer. Het boek verschijnt volgende week bij BDU Media in Barneveld (224 blz., € 29,50). In één samenhangend verhaal brengt Van der Pluijm de feiten bijeen: de radiogeschiedenis, de bijzondere architectuur, het leven in een besloten sociaal verband, de Tweede Wereldoorlog (en de rol van Radio Kootwijk in het Englandspiel), natuur en landschap en de nieuwe tijd na de sluiting van het zendstation in 1998.

Van der Pluijm sprak met oud-medewerkers en oud-inwoners en verdiepte zich in de cultuurhistorie. „Gebouw A is architectonisch een uniek gebouw. Rijksarchitect Jules Luthmann gaf het de vorm van een sfinx omdat het in het Kootwijkerzand kwam te staan, in de bewoonde wereld had het er heel anders uitgezien.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer