Akkervogels boeren achteruit
Het aantal vogels dat op en rond akkers leeft is in Nederland en andere Europese landen de afgelopen 25 jaar hard achteruitgegaan.
Tot die conclusie komen BirdLife International en de Vogelbescherming Nederland. Met name de veldleeuwerik en de patrijs hebben in aantal flink wat terrein moeten prijsgeven op de Nederlandse akkers.
BirdLife wijt de achteruitgang van het aantal akkervogels aan intensieve, efficiënte akkerbouw, die geen broed- en leefruimte overlaat voor de dieren. Op een congres tijdens de internationale landbouwtentoonstelling Grüne Woche in Berlijn heeft de organisatie haar rapport met de populatiecijfers over de afgelopen 25 jaar gepresenteerd. Daarbij doet zij een dringend beroep op de Europese Commissie en de lidstaten van de Unie in het landbouwbeleid meer rekening te houden met het milieu en de dieren.
In heel Europa gaat het slecht met de akkervogels. Gemiddeld is het aantal veldleeuweriken, kieviten, geelgorzen en 21 andere soorten met 30 procent teruggelopen. In het noordwestelijk deel van Europa is de achteruitgang volgens BirdLife het grootst. In Groot-Brittannië is het aantal veldleeuweriken sinds 1980 gehalveerd, terwijl de blauwe gors met 88 procent in aantal is gedaald.
Volgens H. Peeters van de Vogelbescherming is het in Nederland niet anders. Met name de populaties patrijzen en veldleeuweriken hollen hier achteruit. De ortolaan is na 25 jaar eigenlijk zo goed als verdwenen. Wat de kievit en de koningskwartel betreft steekt Nederland positief af: het aantal broedende kievitpaartjes is ongeveer gelijk gebleven, terwijl het aantal koningskwartels is verdubbeld.