Prof. Legemaate: „Oproep aan medici in zaak Borst problematisch”
AMSTERDAM. De oproep dinsdagavond van de politie aan medici om tips te geven over de moord op oud-minister Borst heeft vanwege het medisch beroepsgeheim „een problematische” kant, zegt hoogleraar gezondheidsrecht prof. dr. J. Legemaate.
Nog altijd is de moord op Borst in Bilthoven met raadselen omgeven. De politie vermoedt dat een psychisch zieke de hand heeft geslagen aan de oud-minister. Dinsdagavond werd onder anderen behandelaars gevraagd naar de politie te stappen als ze vermoedens hebben dat hun cliënt iets met de zaak te maken heeft.
Het is „te begrijpen” dat de politie alles uit de kast trekt om de geruchtmakende zaak op te lossen, zegt prof. Legemaate, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Toch heeft hij bedenkingen. „Deze oproep heeft een problematische kant. Medici hebben hun beroepsgeheim. Dan heb je primair je mond te houden over wat je cliënt je vertelt. Dat weet de politie. Het is anders als bijvoorbeeld mantelzorgers of familieleden naar de politie stappen. Die mogen dat doen.”
Stel dat een behandelaar weet dat een patiënt van doen heeft met de moord op Borst. Dat kan leiden tot een gewetensconflict.
„Een psychiater of verpleegkundige kan zaken horen die hij liever niet hoort. Ik begrijp dat dit kan leiden tot gewetensnood, een klemmende situatie. Toch is een medicus niet de verlengde arm van justitie. Het is niet je rol om naar de politie te stappen. Het kan gebeuren dat een hulpverlener denkt: Ik heb best de neiging om naar justitie te stappen. Bedenk echter dat dit ernstig afbreuk kan doen aan je medisch beroepsgeheim.
Ik begrijp dat zeker de nabestaanden van mevrouw Borst willen dat deze zaak wordt opgelost. Maar daartegenover staat het grote belang van het medisch beroepsgeheim. Je moet ongelooflijk voorzichtig zijn dat te doorbreken. De vrije toegankelijkheid van de gezondheidszorg is een groot goed. Iedereen moet zich vrij voelen om medische hulp te zoeken. Eén bericht in de media over een hulpverlener die zijn beroepsgeheim schendt, kan er al toe leiden dat verschillende mensen maar besluiten om zich maar niet met hun klachten bij de dokter te melden.”
Hulpverleners kunnen vanwege doorbreking van het beroepsgeheim de tuchtrechter op hun weg krijgen, betoogt Legemaate. „Zo stapte een psychotherapeut naar de politie. Een patiënt zou haar een ernstig misdrijf hebben opgebiecht. De tuchtrechter bepaalde dat die therapeut haar beroepsgeheim niet had mogen schenden.”
In enkele gevallen is een hulpverlener verplícht om zijn beroepsgeheim te doorbreken. „Denk aan zaken rond euthanasie en kwesties waarbij het gevaar van verspreiding van besmettelijke ziektes speelt.”
Soms mág een hulpverlener zijn beroepsgeheim schenden. „Dan is er sprake van een zogeheten conflict van plichten. Dat speelt bij dreigend, acuut gevaar. Neem bijvoorbeeld een patiënt die zijn huisarts vertelt dat hij op staande voet is ontslagen en dat hij die middag zijn werkgever wil doodschieten. Dat is echter een wezenlijke andere zaak dan de zaak-Borst. Ook als een behandelaar weet dat een patiënt kinderen mishandelt, mag hij naar de politie stappen.”
Toch is het in dergelijke gevallen niet de plícht van medici om uit de school te klappen, zegt hij. „Stel dat een huisarts níét aan de politie meldt dat zijn patiënt heeft gezegd dat hij zijn werkgever wil ombrengen. Terwijl de patiënt zijn baas daadwerkelijk ombrengt. Als de familie van de werkgever dan een procedure tegen de huisarts begint, denk ik dat die niet veel kans van slagen heeft.”
Morrelt de politie aan het medisch beroepsgeheim?
„In het verleden deden er zich vervelende situaties voor. Dan stormde de politie een ziekenhuis binnen met de vraag of daar een gewonde verdachte lag. Nu overlegt de politie met een contactpersoon. De uitkomst is niet altijd gunstig voor de politie. Er worden geen namen verstrekt, alleen bij acuut gevaar. Als medici bolletjes drugs vinden in iemands maag, worden die drugs aan de politie verstrekt, maar er wordt niet bij verteld van wíé die drugs zijn.”