Dat blijkt uit een onderzoek van Motivaction in opdracht van Fonds Psychische Gezondheid (FPG). De uitkomsten werden dinsdagmiddag bekendgemaakt.

Het FPG schaart een angststoornis onder de meest voorkomende aandoeningen in Nederland, waaraan op dit moment meer dan 963.000 mensen lijden. Van de deelnemers aan het onderzoek zegt 40 procent zich wel eens angstig of paniekerig te voelen. Bij 8 procent beïnvloedt dit het leven in sterke mate.

Van degenen die last hebben gehad van angst- of paniekaanvallen heeft 55 procent geen hulp gezocht. Een 16 procent heeft erover gesproken met de huisarts, 13 procent met een psycholoog en 12 procent met iemand uit de directe omgeving.

Volgens het FPG verwachten Nederlanders van anderen openheid, maar zijn ze zelf zwijgzaam over angstgevoelens of paniekaanvallen. Bijna drie op de tien ondervraagden (29 procent) zou deze niet willen bespreken met een goede vriend of naaste familie.

Een ruime meerderheid (86 procent) zou een bekende met angst- of paniekklachten adviseren naar de huisarts of een psycholoog te gaan. Ook adviseert 71 procent contact te zoeken met lotgenoten of informatie te zoeken op internet (62 procent).

Een „minder goed advies” wordt volgens het FPG gegeven door 37 procent, die zou adviseren dat mensen situaties waarvoor zij bang zijn voorlopig uit de weg moeten gaan. „Terwijl het juist van belang is om datgenen waar iemand bang voor is niet te gaan vermijden.”

Als werkgever zou 39 procent een sollicitant met een angststoornis minder snel in dienst nemen dan een vergelijkbare kandidaat zonder deze stoornis. Van deze groep gaf 44 procent als reden aan dat de klachten misschien erger worden en dat dit later voor problemen zal zorgen op het werk. Ook verwacht 33 procent dat de persoon met angstklachten zich vaker ziek meldt.

Het onderzoek verschijnt in de aanloop naar de Landelijke Dag Psychische Gezondheid op 10 oktober. Deze dag, vrijdag, staat in het teken van (vooroordelen over) angst.

Volgens het FPG krijgt 23,4 procent van de vrouwen in het leven een angststoornis, tegenover 15,9 procent van de mannen. Het meest voorkomend is de sociale fobie, gevolgd door specifieke fobieën, piekerstoornissen, paniekstoornissen en straatvrees.

www.psychischegezondheid.nl/onderzoekangst