Angst om de weg op te gaan
De schrik slaat Frans (50) uit Den Haag om het hart als hij een drukke weg moet oversteken. En nog altijd durft hij niet op zijn snorscooter te stappen. Hij tobt met de psychische gevolgen van een recent ongeluk. Hij onderschrijft het pleidooi woensdag van traumadeskundigen. Die willen meer aandacht voor psychisch leed na een ongeval.
De fraaie lenteavond van vrijdag 6 juni dit jaar verandert voor Frans in een ware nachtmerrie. Een ongeval met zijn snorscooter vlak bij zijn flatwoning in Den Haag zet het leven van de facilitair medewerker op zijn kop.
Rond halfnegen die avond rijdt Frans op zijn snorscooter op een fietspad langs de drukke Loevesteinlaan. „Ik hoef geen helm te dragen, mijn snorscooter rijdt maximaal 25 kilometer per uur.” Hij heeft een bosje bloemen voor zijn vrouw Sandra gekocht.
Verpulverd
De Hagenaar staat op het punt linksaf te slaan. Om zo de weg over te steken naar zijn flatwoning aan de Loevesteinlaan. Lastig is dat een auto een soort afrit van het fietspad blokkeert. Verder moet Frans mensen die uit een nabijgelegen park komen, in de gaten houden. Hij rijdt stapvoets, kijkt in zijn spiegel en doet zijn linker knipperlicht aan. Hij is van plan om te voet, met de scooter in zijn hand, de weg over te steken. Dan gaat het mis. Een achteropkomende brommer met daarop een maaltijdbezorger „van een jaar of 16, 17” ramt op het fietspad de scooter van Frans linksachter. Met ongeveer 40 kilometer per uur. „Hij heeft op het laatste moment nog geremd. Ik heb die jongen niet zien aankomen. Zelf verklaarde hij later dat hij mij pas zag op 2 meter afstand.”
Frans komt ten val. „Mijn scooter van 125 kilo viel op me. De kickstarter kwam op mijn been terecht. De bestuurder van de brommer wilde doorrijden, maar toen ik hem kwaad nariep, kwam hij terug.”
Frans raakt gewond aan zijn linker onderbeen. „Een bot onder mijn knie is gebroken. Verder ontstonden binnen in mijn been enorme zwellingen, begreep ik later. Achteraf hoorde ik dat ik na het ongeval twee keer wegviel en ben gereanimeerd.”
Er is ook materiële averij. „Mijn scooter was total loss. De motor is verpulverd. Ook mijn mobieltje en laptop zijn kapot.”
Puinzootje
De Hagenaar wordt daags na het verkeersongeval geopereerd. „Van een chirurg begreep ik dat het in mijn been een puinzootje was.” Drie weken ligt Frans in het ziekenhuis.
Nog altijd tobt hij met zijn been en kan hij niet aan het werk. „Een grote wond is nog altijd niet helemaal dicht. Als ik op mijn linkerbeen leun, lijkt het alsof ik een stroomstoot van 220 volt krijg. Ik slik nog steeds morfine. In september heb ik een paar weken geprobeerd om op therapeutische basis een paar uur per dag op mijn werk aanwezig te zijn. Maar deze week kreeg ik van de baas te horen dat ik weer volledig rust moet houden. Dat maakt me wel bezorgd. Maar er wordt gezegd: „Frans, maak je niet druk. We willen je niet kwijt.” Daar moet ik dan maar op hopen.”
Niet alleen lichamelijk, ook psychisch heeft de vijftiger het flink te verduren. Hij slaapt slecht en is angstig geworden. Zo durft hij niet meer op een scooter te rijden. „Een paar weken na het ongeluk kocht ik een nieuwe snorscooter, bij een winkel een paar kilometer bij ons huis vandaan. Normaal rijd ik met de scooter twee minuten over dat stuk. Toen duurde het drie kwartier. Ik ben bang dat ik weer een ongeluk krijg. Die nieuwe scooter staat hier in het portiek weg te kwijnen. Er staan amper kilometers op.”
De afgelopen weken probeerde Frans tientallen keren zijn angst te overwinnen. Tot nog toe tevergeefs. „Als ik het dekzeil van mijn scooter heb gehaald, durf ik toch niet te gaan rijden. Gisterochtend heb ik het nog geprobeerd. Maar ik stond te rillen, alsof het 28 graden onder nul was. Het lukte me niet om de weg op te gaan met de scooter. Ik werd er onpasselijk van. Ik zit eraan te denken om hem maar weg te doen. Dat terwijl ik best gehecht ben aan mijn scooter. Mijn vrouw en ik hebben allebei geen auto. Ik rijd al vanaf mijn zestiende op een scooter. Geregeld gaat mijn vrouw mee achterop. Dan gaan we toeren. We nemen bijvoorbeeld een kijkje in Hoek van Holland bij een veerboot van Stena Line.”
Zebrapad
Frans, die nu reist per openbaar vervoer, is in het verkeer extreem op zijn hoede. „Dat geeft een naar gevoel. Ik kan er een kwartier over doen om een weg over te steken. Ik ben bang dat auto’s niet stoppen voor rood. Feit is dat sommige mensen zich in het verkeer als malloten gedragen. Ze hebben er bijvoorbeeld maling aan om iemand op een zebrapad voorrang te geven.” Hij is snel van slag als hij onverwachte geluiden hoort. „Denk aan een scooter die voorbij scheurt, een auto met knallende uitlaat of sirenes van politie en ambulance.”
Getob over de –juridische– nasleep van het scooterongeval bemoeilijkt het genezingsproces. Er bestaat verschil van mening over de schuldvraag. „De politie heeft me vaak ingepeperd dat ik word gezien als medeverdachte aan het veroorzaken van het ongeval. Dat zit me dwars. Ik ben een voorzichtige burger. Voor mij is zo klaar als een klontje dat ik onschuldig ben. Mijn advocaat zegt: „Jij kon er niks aan doen.” Die jongen op zijn brommer mocht niet op het fietspad rijden. Dat staat op borden duidelijk aangegeven. In het ziekenhuis heeft de jongen, die niks mankeerde, volgens mijn dochter in het bijzijn van haar en een arts en verpleegkundige gezegd dat hij fout zat. Maar de verzekeraar van die jongen zegt nu dat hij niet schuldig is.”
Stille vrouw
Zorgelijk vindt Frans, vader van een zoon van 20 en een dochter van 17, dat het ongeval ook zijn weerslag heeft op zijn gezin. „Mijn vrouw Sandra is een stille vrouw. Maar pas zei ze dat ze gedroomd had dat ik weer onder een scooter terechtkwam. Dat maakt dan mij ook weer bang. Ze heeft de 25 jaar dat ik met haar getrouwd ben, nooit iets gezegd over dromen.”
Binnenkort hoopt de Hagenaar in behandeling te gaan bij een psycholoog. Hij is daartoe aangespoord door bestuurslid Elly Winkel van de Vereniging Verkeersslachtoffers (zie kader). „Ik ben haar dankbaar. Zij heeft mij uit een vicieuze cirkel gehaald. Ik hoop dat de psycholoog mij een aantal tips en trucs geeft om van mijn angsten af te komen.”
Een moeder die haar kind vergeet
Het is „schering en inslag” dat mensen die een ernstig verkeersongeval hebben meegemaakt niet meer de weg op durven of depressief worden. Daarom is het belangrijk dat verkeersslachtoffers in Nederland sneller psychologische hulp krijgen aangeboden.
Dat zegt Elly Winkel, bestuurslid van de Vereniging Verkeersslachtoffers. Ze doet daar werk voor de afdeling lotgenotencontact. Winkel is het „van harte” eens met traumadeskundigen die woensdag pleitten voor meer aandacht voor psychisch leed onder slachtoffers van onder meer verkeersongevallen. „Nogal wat mensen krijgen na een ongeval PTSS, posttraumatische stressstoornis. In zo’n geval worden mensen bijvoorbeeld angstig en snel boos.”
Nu moeten slachtoffers van verkeersongevallen geestelijke bijstand nog te vaak ontberen, merkt Winkel. „Slachtoffers onderschatten zelf ook nogal eens de mentale problemen. Ze zeggen: „Ik heb geen psychische hulp nodig.” Daar rust toch nog vaak een taboe op. Bovendien is er angst voor kosten van zo’n traject.”
Als verkeersslachtoffers verstoken blijven van psychische hulp, kan dat grote gevolgen hebben, stelt Winkel. „Mensen kunnen uitgerangeerd raken, hun baan verliezen. Dat kost de samenleving ook geld.”
Dat een verkeersongeval ook forse impact kan hebben op geliefden van het slachtoffer, weet Winkel uit eigen ervaring. In 2012 reed een drugs gebruikende en veel te hard rijdende veelpleger haar 43-jarige zoon Fred dood. Die werd geschept op een zebrapad. Elly Winkel was maandenlang van slag. „Ik kon niet slapen. Ik liep op onverantwoorde, gevaarlijke manier over straat. Vanuit de gedachte: Rijd mij maar dood, je moet mij hebben. Toen ik onverwacht in een reconstructie van het verkeersongeval van mijn zoon terechtkwam, was dat voor mij traumatisch en zó ingrijpend.”
Ze had baat bij de behandeling die ze kreeg voor haar psychiatrische problematiek. „Ik heb heel veel gepraat. Dat is goed voor de verwerking. Je krijgt weer rust, je leert relativeren. De behandelaar vraagt je bijvoorbeeld: Zou je zoon blij zijn geweest met het feit dat je op een onverantwoorde manier over straat liep?
Ik weet uit verhalen van lotgenoten hoe nabestaanden van de kaart kunnen zijn. Zo hoorde ik van een moeder wier 12-jarige zoontje in Zuid-Holland was doodgereden door een man. Die had in een halfjaar tijd meer dan tien bekeuringen gekregen voor snelheidsovertredingen. De moeder was zo getraumatiseerd dat ze daags na het ongeval haar andere kinderen vergat. Ze zag ’s nachts om drie uur pas haar 4-jarige dochtertje in een hoekje van de woonkamer zitten. Het kind had nog geen eten gehad.”
„Meer aandacht nodig voor psychisch leed na ongeval”
Meer aandacht voor psychische problemen na (verkeers)ongevallen en geweld is nodig. Dat pleidooi deden traumadeskundigen woensdag.
Hoewel er goede behandelmethoden zijn, krijgen slachtoffers van ongevallen of geweld vaak geen behandeling, omdat er geen systematische nazorg is, stellen VeiligheidNL en hulpverleners van de ziekenhuizen Erasmus MC in Rotterdam, het AMC en VU in Amsterdam. „Psychisch letsel na ongevallen en geweld blijft daardoor een goeddeels verborgen probleem van een stille groep slachtoffers.”
In 2012 liepen meer dan 7 miljoen mensen letsel op door ongevallen en geweld. „Maar liefst 27 procent van de Nederlandse bevolking heeft een geweldsincident heeft meegemaakt en 43 procent een (verkeers)ongeval. De psychische gevolgen van deze ongevallen en geweld worden onderschat. Letsel houdt niet op bij het genezen van de wond.”
Uit onderzoek van het AMC onder letselslachtoffers van de traumacentra in AMC en VUmc blijkt dat 16 procent van alle volwassen slachtoffers en bijna 12 procent van de kinderen een posttraumatische stressstoornis (PTSS) krijgt. Het slachtoffer heeft dan bijvoorbeeld last van herbelevingen van een traumatische gebeurtenis, vermijdingsgedrag en verhoogde prikkelbaarheid. Geschat wordt dat jaarlijks 140.000 tot 200.000 letselpatiënten te maken krijgen met PTSS.
Vroegtijdig opsporen en behandelen van psychische klachten na bijvoorbeeld ongevallen leidt tot allerlei voordelen, stellen de traumadeskundigen in een deze week gepresenteerd rapport. Zo is er „minder psychisch leed, voorspoediger fysiek herstel, minder verlies van kwaliteit van leven en een minder lange zoektocht naar de juiste hulp.” Een actieve screening op psychische klachten na een ongeval zou op jaarbasis naar verwachting een besparing van zo’n 3 miljoen euro aan zorgkosten opleveren.
Traumachirurg Jan Luitse, hoofd van de afdeling spoedeisende hulp bij het AMC, stelt in het rapport: „De moeilijkheid is om in het acute stadium uit te maken of een patiënt een risico loopt op psychische stoornissen na het opgelopen letsel. Daarom is systematische screening zo belangrijk. Dat geldt zowel voor patiënten die vanwege hun letsel moeten worden opgenomen, als voor degenen die na de behandeling op de spoedeisende hulp naar huis kunnen. Beide groepen lopen immers risico op het ontwikkelen van psychische klachten. Hier kan en moet gewoon goede nazorg geboden worden.”