In liefde aan overheid onderdanig
Het Nieuwe Testament biedt geen blauwdruk, maar wel leerpunten voor politiek en bestuur in deze tijd, betoogt prof. dr. A. Baars.
Het Nieuwe Testament doet geen normatieve, bindende uitspraken over politiek en burgerlijk bestuur. Deze dingen liggen in feite buiten het blikveld van het Nieuwe Testament. Christus zegt: „Mijn koninkrijk is niet van deze wereld” (Joh. 18:36).
Op het terrein van politiek en bestuur moeten we het Nieuwe Testament dus niet overvragen. Onze problemen van vandaag mogen nooit over de Schrift gaan heersen. Dan gaat het grondig fout. De geschiedenis van theologie, kerk en christelijke politiek laat dat op allerlei manieren helder zien.
Welke weg moeten we dan inslaan? Deze: we dienen het Nieuwe Testament voor zichzelf te laten spreken en het enige dat wij behoeven te doen is: eerbiedig en aandachtig luisteren. Wat zegt het Nieuwe Testament rond de genoemde punten dan wel?
In elk geval twee dingen: het geeft een karakteristiek van wat de overheid en de politieke macht is, en het geeft aan hoe christenen zich ten opzichte van de overheid hebben te gedragen. Van daaruit wil ik acht leerpunten aanreiken voor politiek in deze tijd.
Het Nieuwe Testament maakt geen enkele keuze als het gaat om de bestuursvormen die in die tijd bekend waren. In het Oude Testament bestaat een duidelijke voorkeur voor de theocratie in Israël. Dat wordt in het Nieuwe Testament niet ontkend, maar in feite als vanzelfsprekend aangenomen. Toch is het opmerkelijk dat er in het Nieuwe Testament niet nader gesproken wordt over de nadere invulling van het theocratisch visioen. Meer dan: „de overheden zijn door God ingesteld en Zijn dienares” wordt er in feite niet gezegd. Het is ook niet eenvoudig om aan een theocratisch ideaal gestalte te geven in een volstrekt seculiere staat.
Een overheid kan een zegen en een oordeel zijn. Paulus gebruikt in verband met de overheid het woord ”machten”. Hij gaat hij uit van het Bijbelse principe dat alle overheden door God zijn ingezet. Daarbij laat hij open of dat een goede of een slechte overheid is, al zegt hij in het vervolg wel wat de taak van een goede overheid als Gods dienares is.
Ook al roept Paulus zijn lezers ertoe op om aan die machten onderdanig te zijn, het woord ”machten” wekt de indruk dat er in het functioneren van bestaande staatsvormen en regeringen allerlei machten aan het werk zijn. Dat kunnen goede machten zijn, maar ook kwade: duivelen en demonen of geestelijke boosheden in de lucht (vgl. Ef. 6:12).
Gevaar
In Openbaring 12 en 13 worden de machten zo getekend dat zij als het ware vlees en bloed lijken aan te nemen. Het beest uit de zee wordt getekend als de samenballing of samenbundeling van alle Gode vijandige politieke machten tot nu toe. De macht van Rome die opgekomen is uit de zee van de volkeren heeft zich volstrekt losgemaakt van God. Daarom is het Romeinse Rijk onder de macht van de draak –satan dus– gekomen. In het rijk van Rome is alle politieke en militaire macht die tot aan die tijd aan het licht getreden is, verenigd.
Wanneer een regering en een land openlijk God verlaten, komt er –ook bestuurlijk en politiek– alle ruimte voor de Boze. Dan lopen christelijke vrijheden gevaar. In Openbaring laat Johannes zien wat er gebeurt als een keizer zichzelf vergoddelijkt, belust is op macht, in feite God lastert en de kerk in grote benauwenis brengt.
Ook die overheid is van God gegeven, maar in Zijn toorn. In dat geval krijgen de boze en zijn trawanten in de manier waarop bestuurd wordt en politiek wordt bedreven grote ruimte.
Laten wij dat vandaag niet vergeten: een land krijgt een bestuur dat het verdient of dat God voor dat land nodig acht. Dat kan een blijk zijn van Gods gunst, maar ook van Zijn ongenoegen. In dat licht bezien geven de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in Nederland en ook in Europa reden tot zorg.
- Het Nieuwe Testament kent echter ook een heel andere visie op de overheid. De overheid als dienares van God. Dat vinden we het duidelijkst terug in Romeinen 13:1-7, waar Paulus uitvoerig spreekt over de houding die een christen dient in te nemen ten opzichte van de overheid. Het kernthema is hier dat alle mensen –dus ook christenen– de overheid onderdanig behoren te zijn.
Deze ”onderdanigheid” of ”gehoorzaamheid” wordt niet nader ingevuld. Blijkbaar gaat de apostel er bij voorbaat van uit dat wij aan de overheid gehoorzaamheid verschuldigd zijn op alle terreinen van ons leven als burgers of onderdanen.
Vervulling
Maar voor christenen heeft die gehoorzaamheid wel een bijzonder karakter: zij dient ingebed te zijn in de liefde, een motief dat heel dit gedeelte beheerst. De houding van christenen tot de overheid dient te bestaan in gehoorzaamheid die ingebed is in liefde. Een christen is een vrede-lievend mens. Dat wordt vooral duidelijk in de verzen 8-10 van Romeinen 13 die de afsluiting vormen van deze reeks vermaningen. Paulus benadrukt daar onder meer dat wie de ander liefheeft, de wet heeft vervuld. Alle geboden van de tweede wetstafel worden immers in dit woord samengevat: „Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelf.”
Daarom is de liefde –ook naar de overheid toe– de vervulling van de wet. We mogen hieruit de conclusie trekken dat een echte christen in liefde aan de overheid wil gehoorzamen en zo veel mogelijk de vrede zoekt met alle mensen. Een christen –en dus ook een christenpoliticus– is een ”vrede-lievend” mens.
- Dit wil niet zeggen dat er geen grenzen aan de liefde zijn. Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen. Onder meer vanuit deze tekst is in de tijd van de Reformatie het recht van opstand tegen de overheid terecht verdedigd.
Dan gaat het echter wel om zaken die de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van het geweten raken.
- Hoewel er in het Nieuwe Testament vaak sprake is van het ”zoeken van de vrede”, is ook dit gedeelte van het Woord van God niet antimilitaristisch. Paulus acht het een goddelijke verplichting dat een overheid „het zwaard draagt”, en dat is niet tevergeefs (zonder reden).
Dat betekent dat een overheid een staand leger dient te hebben om de landsgrenzen te verdedigen en rechtvaardige oorlogen te voeren. Zij dient ook een politiemacht te hebben om de orde te handhaven en misdadigers voor het gerecht te brengen. De rechterlijke macht heeft de plicht en de bevoegdheid om het kwaad te straffen. Dat houdt in uiterste gevallen de doodstraf in.
- Een goed christen vult zijn belastingbiljet zorgvuldig en eerlijk in, ook al weet hij dat er met dit geld door de overheid ook dingen gedaan worden die tegen zijn principes indruisen.
Paulus schrijft in Romeinen 13: „Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij de schatting, tol, dien gij den tol, vreze, dien gij de vreze, eer, dien gij de eer schuldig zijt.”
Iedere christen wordt ertoe opgeroepen om te bidden voor de overheid. Het grote kerkgebed, of het gebed voor de nood van alle christenheid uit de Oude Kerk, heeft zo diepe sporen getrokken in de geschiedenis van de liturgie. De oudste vorm van het grote kerkgebed vinden we al in de eerste brief van Clemens, die rond het jaar 95 na Christus is geschreven. Hierbij mag en moet ook gebeden worden om de bekering van de overheid.
Het doel van zo’n gebed is dat wij „een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid.”
Dat laatste, „godzaligheid en eerbaarheid”, is het belangrijkste. „Want dat is goed en aangenaam voor onze God en Zaligmaker, welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen” (1 Timotheüs 2:1-4).
De auteur is emeritus hoogleraar aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dit is een bewerking van de lezing die hij gisteravond hield voor de kiesvereniging van de SGP te Scherpenzeel.