Bijbel duidt bezetenheid in alle ernst
Voorbeelden uit de kerkgeschiedenis leren dat de Bijbelse noties over bezetenheid serieus moeten worden genomen, betoogt dr. H. Florijn.
Bezetenheid, wat is dat? Voorbeelden uit de kerkgeschiedenis kunnen dat soms beter verduidelijken dan een lang betoog. Vooral omdat men hier in de praktijk op moest reageren.
”Woordvrees”: ds. Gijsbertus van Reenen was ermee behept. Als hij het woord krankzinnig hoorde of las, ‘bestierf’ hij het. Hij vervolgde: „In die tijd heb ik bemerkt dat satan een grote macht heeft over iemands tong.”
Zonder enige aanleiding „deed satan” dat „door mij gevreesde woord zeggen. Wat heb ik een angst gehad. En als satan er dan bijkwam om mij wijs te maken dat ik krankzinnig werd, en dan zou ik de mensen kwaad doen en die lieve Heere vloeken en lasteren! Denk eens in wat dat zegt! Dat heeft jaren en jaren geduurd.”
En toch: „Met dat al had ik een nauw aanklevend leven aan God en Zijn genadetroon.” Ds. Van Reenen besloot: „Voor drie jaar geleden, toen mijn angst zeer erg was, heeft de Heere mij er plotseling van verlost.”
Het zo doordrongen zijn van de aanwezigheid en de macht van de duivel; is dat bijgeloof? Of was ds. Van Reenen een psychopaat?
Godsdienstwaanzin
Dat laatste lijkt de gangbare opvatting. Toch leert de Bijbel anders. Dat blijkt uit bijvoorbeeld 1 Johannes 3:8, waarin gesproken wordt over „de werken des duivels.”
Twee voorbeelden van zulke „werken des duivels” uit de kerkgeschiedenis.
In de nacht van vrijdag 2 februari 1900 liepen twee zusjes ’s nachts naar de boerderij van Tinus Scherff, een man die de gave zou hebben om duivels uit te drijven. Die avond lukte dat bij een van hen niet. De 38-jarige knecht Jan Brenkman werd erbij geroepen; onwillig kwam hij en zei: „Ik heb met die rommel hier niks te maken.”
Dat waren zijn laatste woorden, want de boer greep een stalen buis en sloeg met één klap zijn schedel in. De morgen erna arresteerde de politie Tinus. Hij en enige volgelingen werden enige tijd behandeld in een psychiatrische inrichting. Er was sprake geweest van godsdienstwaanzin, geen bezetenheid.
Dweepzucht
De in 1861 geboren Wouter de Leeuw, predikant van Appeltern-Altforst, kon zich daar wel in vinden. Hij was kort na het gebeuren gevlucht omdat de buurt in hem een geestverwant had gezien. Toen hij twee dagen later een schrijven van de classis om inlichtingen kreeg, reageerde hij met de opmerking dat de groep bijzonder gesteld was op „de gezonde gereformeerde leer en op degelijke kennis van Gods Woord”, maar helaas was bij sommigen een „dweepzuchtige neiging” ontstaan. Want: „Zij begonnen te profeteren en meenden de duivel uit sommigen hunner te zien uitvaren…”
In deze „hooggaande dweepzucht” was de moord begaan. De dader, weliswaar „opvliegend van karakter”, was toch „een zeer goed man.” Kortom: dweepzucht.
Stuurloos
Arie was een jongen uit Katwijk van een jaar of dertien. In 1915 deed hij zijn verhaal over de reis met de Katwijkse logger KW 171: „We waren met dertien man vanuit Katwijk de zee ingestoken, toen op zondagavond Arie Vlieland zei dat hij de Heilige Geest in zich voelde… Gedurende een viertal dagen is Arie Vlieland toen aan het vertellen gegaan over God en allemaal zaken die in de Bijbel staan. Daarna kregen nog negen anderen de Heilige Geest. Wij ook.”
Drie mannen wilden echter niet geloven. Tegen de morgen heeft de bemanning zich op de eerste geworpen „en hem overboord gegooid…” Diezelfde dag stierf een tweede: hij werd doodgeslagen. Een ander werd uit zijn kooi gesleurd en vermoord, de lichamen werden in zee gegooid. Arie vervolgde: „Toen gingen ze het vaartuig aftakelen.”
Zo dreef de logger stuurloos totdat hij op 12 september 1915 door een Noors vrachtschip werd ontdekt, zo’n 130 mijl uit de oostkust van Engeland. De bemanningsleden werden aan boord genomen en de onttakelde logger op sleeptouw naar de Engelse vissersplaats Grimsby gebracht.
Bijgeloof
Wat was de achtergrond? Matroos Arie Vlieland beweerde dat hij Christus was, dat hem was opgedragen om het schip te zuiveren van de duivels aan boord. De anderen hadden op zijn gezag geholpen. Ook hier besloot de rechterlijke macht tot plaatsing –tijdelijk– in het krankzinnigengesticht.
Voor de Katwijkse ds. Arie Jacob van Wijngaarden was alles helder: het was „een goed schip volk” geweest, Vlieland een „wat dommige, goede kerel.” En: „Bijgeloof, niet ongeloof, heeft deze mensen parten gespeeld.”
Was dat ook zo? Wanneer iemand zichzelf Christus noemt en anderen laat vermoorden, zoals Vlieland, is dat niet door een duivelse ingeving? Als iemand pretendeert de Messias te zijn en vermoordt, zoals Scherff, zijn dit dan geen duivelse inblazingen?
Daar waar Christus als Middelaar en Messias door een mens naar de kroon gestoken wordt, gebeurt dat niet vanuit een antichristelijke, duivelse werking?
Gebed
Ds. Jozias Fraanje herinnerde zich eens een gemeentelid: „Ze was altijd een flinke vrouw geweest. Vreselijk was het, ze wilde haar jongste kindje, van vijf maanden oud, vermoorden.”
Met ds. Henricus Roelofsen bezocht Fraanje, destijds zijn ouderling, haar: „Toen we in het kamertje bij die vrouw waren, was ’t net of de duivel in haar losgelaten was, zo woest deed ze. De dominee zei: „Zullen we bidden?” De vrouw gilde: „Nee, niet bidden, ik wil het niet.” Ds. Roelofsen zei: „Deze vrouw schijnt geheel van de duivel bezeten, straks vliegt ze ons nog aan.”
Fraanje: „Nee, nu zullen we juist niet weggaan, u moet hier bidden, dominee, want als hier niet gebeden wordt, zou de duivel lachen en zeggen: „Ziezo, ik heb het gewonnen, ze gingen gauw weg.” Gaat u maar rustig zitten en ik zal met haar man bij haar staan, opdat ze u geen kwaad doet.”
De dominee begon te bidden. Tijdens het gebed was het net of ze stierf, aldus Fraanje. De dominee zei „amen” en de vrouw was beter. „De Heere –zo besloot Fraanje– wilde op ’t gebed van Zijn kind en knecht wonder doen…”
Aanpak
Het onderkennen van de bezetenheid en de aanpak ervan door de predikanten Van Reenen, Roelofsen en Fraanje verschilden van die door hun ambtgenoten De Leeuw en Van Wijngaarden. Waarom eigenlijk?
Ik denk dat de eerste drie beter konden luisteren dan de andere twee, en wel naar Gods Woord. Zij namen het Woord van God volstrekt serieus en verwarden daarom psychose niet met bezetenheid.
Daarom ook zagen zij wat in Mattheüs 17:21 staat als het enige middel voor de genezing van de maanzieke jongen tegen aanvallen van de duivel. De discipelen hadden gevraagd: „Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen?”
In vers 21 staat het antwoord van de Heere Jezus: „Dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten.”
De kanttekenaars hebben dit toegelicht met de woorden: „Dat is door een vast geloof, gesterkt door vurige gebeden, waartoe de mensen door vasten bereid worden.”
De auteur is werkzaam als docent godsdienst op het Van Lodenstein College. Dit is een bewerking van zijn lezing van afgelopen zaterdag op het symposium ”Oude paden”.