Psalm verbindt én scheidt Jood en christen
De beleving van de psalmen in zowel de Joodse als christelijke traditie komt overeen als het gaat over de kracht die de gelovigen ervaren in de woorden van de psalmen. Als het echter gaat om de plaats van de Messias in deze liederen gaan de wegen van Joden en christenen uiteen.
Dat viel woensdagavond op te maken uit een tweetal lezingen over ”Beleving van de Psalmen in jodendom en christendom”. In een bijeenkomst georganiseerd door de Stichting Vrienden van het Cheider, gaven opperrabbijn B. Jacobs en drs. M. van Campen hun visie op dit onderwerp. Beiden zijn betrokken bij het Cheider -een Joodse school in Amsterdam- als respectievelijk voorzitter van het schoolbestuur en voorzitter van de stichting. De bijeenkomst, de eerste in een reeks van drie, had plaats in christelijke hogeschool de Driestar in Gouda.
Opperrabbijn Jacobs legde allereerst de nadruk op het gebed. In het gebed vraag je iets aan God. Je legt je nood aan Hem voor. Dit aspect van het gebed is bij Joden en christenen hetzelfde, zei hij. „Woorden vertalen, betekent: woorden verklaren. Gebed is veel meer dan vragen. Een diepere laag in het gebed is jezelf onderzoeken, jezelf een spiegel voorhouden. De strijd van de mens die het goede en het slechte in zichzelf ervaart, is een ingewikkelde strijd.”
Jacobs sprak ook over het gebed als een zich verbinden met God. Jacobs droom te Bethel laat dit zien. De engelen gaan eerst naar boven en vervolgens dalen ze weer af. „De engelen zijn niet letterlijk engelen, maar gebeden die opstijgen en die door God tot krachten worden gemaakt die weer neerdalen”, aldus de opperrabbijn.
Hij had deze inleiding over het gebed nodig om tot de plaatsbepaling van de psalmen te komen en verklaarde dat zich in de psalmen vier lagen bevinden. Allereerst de eenvoudige, directe vorm: het aanroepen van God. Vervolgens is er de aanwijzing, of het roepen van God. Dan is er de filosofische laag en ten slotte de diepste laag: het geheim.
Het verschil tussen Joden en christenen bleek toen iemand opperrabbijn Jacobs vroeg hoe hij de zinsnede in Psalm 110 leest: „De Heere heeft tot mijn Heere gesproken.” De Statenvertaling kwam Jacobs vreemd voor, maar nadat hem een Hebreeuwse Bijbel was aangereikt, kon hij niet anders concluderen dan dat met ”mijn Heere” in de Joodse visie de mens wordt bedoeld.
Drs. Van Campen is dankbaar dat hij al jong werd geconfronteerd met de psalmen. „Die werden bij ons thuis met de paplepel ingegoten. Mijn moeder zong tijdens haar werk bijna altijd psalmen. En elke week leerden we er twee, één op school en één op de zondagsschool.”
Juist door de psalmen is er de verbondenheid met het Joodse volk, zei drs. Van Campen. „Niet wij hebben ze bedacht, maar ze zijn de eeuwen door in de synagogen gezongen. Helaas heeft de geschiedenis geleerd dat de psalmen vaak geen verbindingspunt waren tussen kerk en synagoge, maar juist een breekpunt.”
De predikant benadrukte dat „de Messiaanse psalmen vervuld zijn in Jezus Christus. Dat verschil met de orthodox-Joodse visie neemt niet weg dat er goede contacten met Joden zijn. De aanwezigheid van opperrabbijn Jacobs op deze avond is daar een bewijs van.”
De psalmen zijn drs. Van Campen vooral dierbaar omdat hij er zo veel van herkent in zijn eigen leven. „Alle gevoelens van de binnenkamer vind je verwoord in de psalmen. Ze brengen mensen naar diepten en hoogten die ze zelf nooit zo zouden kunnen uitdrukken.”
Beide sprekers benadrukten dat vooral in de opvoeding, in zowel de Joodse als de christelijke traditie, veel aandacht moet blijven voor de psalmen.