Kerk & religie

Oneindig verheven

Jeremia 2:13

16 September 2014 10:28Gewijzigd op 15 November 2020 12:56

„Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.”
Had de Heere Zich niet duidelijk aan Zijn volk geopenbaard als de Springader van levend water? Hadden zij in de geschiedenis van hun volk niet de sprekendste bewijzen dat Hij dit waarlijk was? Ondervonden zij het niet in het bezit en genot van Kanaän, het land van de belofte? Hoorden zij het niet uit de mond van Gods profeten, die hun zending door duidelijke bewijzen staafden? Of zouden zij kunnen inbrengen: „De Heere is voor ons verborgen, wij zien Hem niet, Hij is ver van ons, wij weten niet waar wij Hem, die Springader des levenden waters, vinden zullen?” Maar hoewel de Heere voor het lichamelijk oog niet zichtbaar is, zoals de afgoden, was Hij toch voor Zijn volk niet verborgen. Zij behoefden niet op te klimmen in de hemel, of in de afgrond neer te dalen. Nabij hen was het Woord van de Heere, waardoor Hij Zich aan Zijn volk openbaarde. In dat Woord van God moesten zij Hem zoeken. Door het geloof zou Hij in hun harten en in hun monden zijn. Als ze met hun noden en behoeften tot die Onzichtbare en Alomtegenwoordige zouden komen, zouden zij de zaligste ondervinding hebben dat de Heere oneindig verheven is boven de stomme afgoden. De Springader van levend water, Die alle behoeften overvloedig vervult! Zouden zij kunnen inbrengen: „De Heere mag de Springader van levend water voor anderen zijn?!”

Ds. B. Moorrees, predikant te Wijk (”Leerrede”, 1841)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer