Dr. B. Wentsel, een eenzaam strijder tegen de tijdgeest
DEN HAAG. Een eenzaam strijder tegen de tijdgeest: de emeritus predikant dr. B. Wentsel (85). Maar hij laat zijn vertrouwen in God niet aantasten door pessimisme of rancune. „Wij zijn verwikkeld in de strijd der geesten, maar we vertrouwen dat Christus regeert in beproevingen en gericht.”
In Den Haag vindt vandaag de presentatie plaats van zijn memoires, onder de titel ”Gun leven aan mijn ziel. Memoires en uitzichten” (uitg. Boekencentrum).
Dr. Wentsel is een gedreven theoloog die op een spirituele wijze zijn werk doet. „We moeten niet alleen óver God praten, maar ook mét Hem”, zei hij vorig jaar in een interview. Zijn productievermogen is fenomenaal. Zijn vierdelige ”Dogmatiek” in zeven banden telt bijna 5000 bladzijden, in 2006 gevolgd door een „samenvatting” in twee dikke delen. In 2012 verscheen zijn lijvige ”Protestantse (Katholieke) Catechismus”, een antwoord op het „analfabetisme” op het gebied van Bijbelkennis.
Die zorg is ook de teneur van zijn nu verschenen memoires, bol van persoonlijke herinneringen aan theologen en scherpe analyses van kerkelijke ontwikkelingen. Wentsel –geboren op 13 juli 1929 te Ridderkerk– was gereformeerd predikant in het Friese Pingjum-Zurich (1953-1957), Oudewater (1957-1963), De Lier (1963-1967), Beverwijk-Heemskerk (1967-1973) en Den Haag-West (1973-1990).
Zijn mooiste herinnering aan zijn predikantsjaren was dat God Zijn beloften aan ouders die hun jawoord uitspraken bij de doop van hun kinderen, waarmaakte. „Het raakte mij diep als jongeren belijdenis deden en ik hen door handoplegging bevestigde in de staat van christen en kerklid. Als ik hun onder vier ogen vroeg: „Wat beweegt je hiertoe?”, was hun antwoord zo oprecht, dat ik zelden twijfelde aan hun intentie. De Getrouwe zet Zijn verbond voort door doop, opvoeding en onderricht.”
Dr. Wentsel maakte van 1973 tot 2013 in Den Haag-West zes kerksluitingen mee. Van de vier gereformeerde kerken is er nog één over: de Bergkerk, de plaats waar zijn memories vandaag ten ‘doop’ worden gehouden. De sluiting van de Westduinkerk, waar hij van 1973 tot 1990 zijn krachten gaf, typeert hij pregnant als „verstrooiing van de schapen”, „vernedering van hoogmoedigen en beproeving van vromen” en als „strafgericht over ongeloof en materialisme.”
Tolerantie
Dr. Wentsel roeide tegen de stroom van zijn kerkverband in, de Gereformeerde Kerken in Nederland. Die lieten theologen zoals H. M. Kuitert, H. Wiersinga en C. J. den Heijer ongemoeid. „Als de synode de juridische tucht had toegepast, waren zij geschorst en bij verharding afgezet. Dit gebeurde niet, mede uit vrees voor een derde kerkscheuring. Door deze ‘tolerantie’ gingen de Gereformeerde Kerken lijken op de Nederlandse Hervormde Kerk.”
Volgens dr. Wentsel heeft alleen die godgeleerdheid blijvende waarde, die Christus centraal stelt en trinitarisch is, de „breed-katholieke waarheid” behartigt en Gods eer beoogt, de héle Schrift tot norm neemt –dwars tegen de „leugenachtige mode” in– en die twee wegen leert, uitlopend op hemel óf hel.
Waarschuwen voor de verdoemenis wekt echter weerstanden en stuit op misverstanden, zo was zijn ervaring. „Menige collega liet bedreigingen weg, omdat hij in de alverzoening of vernietsing van goddelozen geloofde. Ik voelde me vaak alleen staan, maar volhardde in de prediking van de hemel als troost en de hel als waarschuwing, trouw aan mijn belofte bij mijn ordinantie en bevestiging.”
Ambtelijke lichamen moeten onderscheiden tussen „giftige tegenstanders” en „goedwillende dwalenden”, maar zij kunnen noch mogen de ongerechtigheden dekken van dienaren, die hun trouwwoord gaven aan Hem en het belijden van de kerk.
Islam
De opmars van de islam raakt dr. Wentsel op zijn oude dag diep. „Gaan wij hetzelfde beleven als de christenen in Turkije en Tunesië?” zo verwijst hij naar de rijke kerkgeschiedenis in deze landen. „Is het niet vernederend dat wij in Den Haag de ene kerk na de andere moesten prijsgeven en er moskeeën verrezen?”
Bestrijding van afval kan alleen door „verbondstrouw, onderricht, wandel en zang”, meent hij. In zijn voorgeslachten lieten ouders hun kinderen altijd dopen. „Pas de jongste lichting brak met deze gewoonte door ongeloof en individualisme. Maar waarom zouden we niet terugkeren tot een beproefde traditie? De uit God geboren ouders overwinnen met het wapen van het geloof de wereld, de satan en demonen. Zij verwekken en baren kinderen, vertrouwend dat deze Geest ook hun kinderen dit overwinnend geloof schenkt.”
Lees meer in Digibron
Een ‘oefenaar’ in de leer, Reformatorisch Dagblad (10 november 2012)