Kerk & religie

Henk Binnendijk: God zoekt geen werkers, maar kinderen

Er is er maar Eén Die Gods Koninkrijk kan bouwen. En dat is Hij Zelf. Daarvan is Henk Binnendijk diep overtuigd. „Hij wil graag mensen in Zijn dienst gebruiken, maar nodig heeft Hij ons niet. Voor mij tien anderen. Om het met een lied te zeggen: Het is God, en God alleen.”

Jurriën Dekker
12 September 2014 20:51Gewijzigd op 15 November 2020 12:53
Henk Binnendijk. beeld RD, Henk Visscher
Henk Binnendijk. beeld RD, Henk Visscher

Dat Binnendijk in juni tachtig is geworden, zou je niet zeggen. Met zijn volle haardos, gebruinde gezicht en lichte tred maakt hij eerder de indruk nog maar net met pensioen te zijn. Toch is het alweer vijftien jaar geleden dat hij de deur van het EO-kantoor in Hilversum achter zich dichttrok. Bijna 25 jaar was hij daar een van de beeldbepalende gezichten. Met name door zijn Bijbelstudieprogramma’s en toespraken op EO-jongerendagen kreeg hij landelijke bekendheid. Nog steeds is hij een veelgevraagd spreker voor Bijbelstudieconferenties, mannendagen en gemeenteavonden. Wekelijks trekt hij er zo’n twee keer op uit. Uitnodigingen komen uit een brede kring.

„Kom binnen.” Met een zwierige armzwaai opent Binnendijk de deur van zijn ruim opgezette houten tuinhuis, achter zijn sfeervolle jarendertigwoning. Binnen staan een paar stoelen, een comfortabele bank en een bureau. Drie Bijbels, in verschillende vertalingen, liggen binnen handbereik. De meest gebruikte is bijna stukgelezen. Grijze tape aan de buitenkant houdt het kaft bij elkaar. Voorin staan, in priegelschrift, citaten van personen die hem hebben aangesproken. Achter het bureau een wand met boeken. Daaronder veel Bijbelstudiemateriaal. Tussen negen uur ’s morgens en halfeen ’s middags is dit dagelijks Binnendijks domein.

Wat doet u dan?

„Ik zoek dan Gods aangezicht. Dat doe ik met alle beperkingen, hoor. Ik wil daar geen grote woorden over spreken.”

Hoe doet u dat?

„Ik ga achter mijn bureau zitten en vraag: Heer, wilt U mij leiden vanmorgen? Soms lees ik een groot gedeelte uit de Bijbel, een andere keer ben ik de hele ochtend bezig met één tekst. Ik bid, zet een kop thee, loop wat heen en weer. Er zit geen dwang achter. Maar het is wel mijn verlangen om bij God te zijn. En daar komen de dingen uit voort. De vondsten die ik in het Woord doe, gebruik ik vaak voor mijn toespraken of boeken. Maar dat is niet mijn hoofddoel. In de Bijbel is het eerste en grote gebod: God liefhebben. Hij zoekt geen werkers, maar kinderen. Hij wil een liefdesrelatie.”

Gebeurt het wel dat niets in een Bijbel­gedeelte er voor u echt uitspringt?

„Dat overkomt me regelmatig. Daarover ben ik dan ook niet teleurgesteld. Vroeger wel. Toen kon ik daar niet mee omgaan. Nu denk ik: „Heer, U weet wat U doet. Het is goed.” ’s Middags ben ik vaak aan het klussen. Soms schiet me dan zomaar iets vanuit de Bijbel te binnen. Ook als je met je handen bezig bent, gaat Gods Geest met je door. Zelfs in de stilte van de nacht.”

Stil worden valt niet mee.

„Om die reden heb ik ook geen internet, geen e-mail en kijk ik zelden televisie. Als ik tegen mensen zeg dat ik geen e-mail heb, valt er vaak een pijnlijke stilte. In veel gevallen zeggen ze daarna: „Wat een zegen moet dat zijn.” Zo beleef ik het ook echt. En eerlijk is eerlijk: ik kan me dat ook ver­oorloven. Dat is anderen, die nog midden in het werkproces staan, niet gegeven.”

Welke Bijbelgedeelten spreken u het meest aan?

„Die stukken waarin God Zich openbaart aan mensen. Aan Abraham, Jesaja, de apostel Johannes. Maar ik denk ook aan Mozes, die aan God vraagt of hij Zijn heerlijkheid mag zien. We lezen dan die prachtige woorden, dat God zegt: „Ik zal al Mijn goedigheid voorbij uw aangezicht laten gaan.” Want wat is het een ongelooflijke goedheid van de Heere God dat we met Hem mogen omgaan. De afstand tussen Hem en ons is zo groot. Hij is de Schepper en wij zijn slechts sprinkhanen voor Hem.”

Kunt u verklaren waarom juist die Bijbel­gedeelten u treffen?

„Dat heeft toch te maken met het verlangen naar God. Nabij Hem willen zijn. Als je die nabijheid zo nu en dan hebt geproefd, is dat zoiets kostbaars. Als je mij zou vragen wat de belangrijkste reden van kerkverlating is, dan zeg ik: de geringe aanwezigheid van God in onze kerken. En die heeft weer te maken met het geringe verlangen van het doorsneegemeentelid en de gemiddelde voorganger.”

Waarmee heeft die geringe aanwezigheid van God volgens u te maken?

„In ieder geval met een gebrek aan ootmoed, aan nederigheid. Zodra we ons maar verheffen, op welke manier ook, is God daar niet van gediend. We moeten ons steeds bewust zijn hoe klein wij zijn en hoe groot Hij is. Toch mogen we heel dicht bij Hem komen. Hij heeft een vertrouwelijke omgang met wie Hem vrezen. Dat gegeven vind ik zo geweldig dat ik graag weer iedere morgen Zijn aangezicht zoek.”

Twijfelt u weleens?

„Nee, nooit. Dat kan erg hoogmoedig overkomen, daarom moet ik er wat bij zeggen. Ik heb wel mijn strijd en mijn moeite. En soms denk ik: God, waar bent U nu toch? In het verleden heb ik veel somberheid gekend. Vooral als ik dingen moest doen waar ik tegen opzag. Maar twijfel aan God ken ik niet. Ik vind het zo merkwaardig dat mensen kunnen geloven dat er geen God is en dat alles vanuit evolutie zou zijn ontstaan. Je hoeft toch maar om je heen te kijken om te weten dat er een almachtige Schepper moet zijn. Dat blijkt alleen al uit de natuur. Geen twijfel dus, wel strijd.”

Op welke momenten ervaart u die strijd?

„Als ik spreken moet bijvoorbeeld. Dan ga ik altijd door een donkere tunnel. Ik was pas op een mannendag. Er waren twee sprekers, van wie ik er een was. De eerste was erg bekend. Toen het mijn beurt was, zei hij: „Henk, je kúnt het.” Weet je wat ik toen gezegd heb? „Jongen, ik kan het níét. En mocht er ooit een tijd komen dat ik het kan, dan stop ik ermee.” Weet je, ik wíl het niet kunnen. God zoekt geen mensen die het kunnen. Hij zoekt mensen die het niet kunnen, zodat Hij het kan doen.”

In 2002 hebt u voor het laatst gesproken op een EO-jongerendag. Mist u dat?

„Ik heb het wel gemist. Maar dat ben ik voorbij. Door de veranderde tijd mogen er toespraakjes van nog maar tien minuten worden gehouden. Kan ik slecht mee uit de voeten. Ik heb het 27 keer achter elkaar mogen doen. Prachtige kansen waren het.”

De jongerendagen zijn in de loop van de jaren van karakter veranderd. Hoe waardeert u dat?

„Ook in mijn periode kwamen die ver­anderingen al. We begonnen de eerste keer met 2000 jongeren en zagen dat groeien naar 50.000, in de ArenA. In de loop van de tijd kwamen er ook bands uit Amerika. Journalisten vroegen me dan: Wat vindt u van de muziek? Dan zei ik: Jongens, daar vind ik niks van, want dat is mijn vakgebied niet. Ik ben hier om de Boodschap te brengen en ik ga niet de muziek beoordelen. Ik weet dat met goede bedoelingen geprobeerd is een brug te slaan naar onkerkelijke jongeren. Maar diezelfde brug is ook door christenen gebruikt om te kijken hoe het er in de wereld uitziet. Dat heeft ook een negatieve kant gehad.

Kijk, de tijd verandert. En dat blijft in alle kerken een ontzettend moeilijk gegeven. Enerzijds moet je rekening houden met de tijdgeest, anderzijds moet de Heilige Geest de grootste plek innemen. Er is een strijd tussen tijdgeest en Heilige Geest. En in veel gevallen krijgt de tijdgeest meer ruimte dan de Heilige Geest. Dat zie je in allerlei gemeenten. Er zijn in kerkdiensten soms veel toeters en bellen gekomen. Natuurlijk zijn er kerken waar dat anders is en die toch veel jongeren trekken. Maar de vraag is hoelang het daar duurt. Het is een strijd waarmee iedere gemeente te maken krijgt.”

Hoe kijkt u terug op uw periode bij de EO?

„Met zeer veel voldoening. Als jongen zonder enige theologische opleiding kwam ik daar en ik heb 24 jaar lang het Evangelie voor televisie en radio mogen verkondigen. De EO is mij daarin zeer welgezind geweest. Ze hebben mij nooit teruggefloten en altijd alle ruimte gegeven. Ik heb erg veel aan de omroep te danken.”

Weleens contact met de EO-leiding?

„Jazeker.”

Geeft u dan nog adviezen?

„Mijn tachtigste verjaardag heb ik onder meer gevierd in de EO-kapel. Daar was ook directeur Arjan Lock. In zijn toespraakje zei hij: „Henk spaart ons niet. Als hij soms kritiek heeft, ventileert hij die niet naar buiten, maar komt hij naar ons toe. En we zijn dankbaar dat hij richting ons die kritiek wil uiten.” De verhoudingen zijn dus gelukkig heel goed.”

U hebt ongeveer tien boektitels op uw naam staan. Recent verscheen ”Het verlangen van God”. Opmerkelijke titel.

„In onze gebeden spreken we bijna altijd onze verlangens uit richting God. We realiseren ons bijna niet dat Hij ook Zelf een verlangen heeft. Voordat God de mens schiep, had Hij al een brandend verlangen om wat met die mens te ondernemen. Veel mensen leven met de gedachte dat het alleen van belang is dat de relatie met God wordt hersteld door te geloven in Zijn Zoon, Die aan het kruis voor de zonden heeft betaald. Vanuit de Bijbel gezien is dat reddingsplan van God niet meer dan een opstap naar Zijn oorsprónkelijke verlangen. Bekering is eigenlijk niet meer dan het verschijnen aan de start, terwijl velen net doen alsof het de finish is. Gods verlangen is om mensen te maken die echt op Hem lijken. We zijn bestemd om gelijkvormig te worden aan het beeld van Zijn Zoon, opdat wij heerschappij voeren over de hele aarde. Dat is het Koninkrijk van God. Hij maakt mensen klaar voor een hemel op aarde. Wie daar oog voor krijgt, ziet wat voor plan God heeft.”

U bent onlangs 80 jaar geworden. Houdt het levenseinde u bezig?

„Nee. Ik mag Paulus gelukkig nazeggen dat ik ernaar verlang om heen te gaan en met Christus te zijn. Maar hij zegt er meteen bij: Ter wille van jullie denk ik dat ik nog een tijd blijf. Dat ervaar ik precies zo. Ik verlang zeker om naar God te gaan. Maar toen ik vorige maand met een groep van ruim vijftig jongeren een bijzondere Bijbelstudie­reis in Oostenrijk beleefde, was er ook een ernstig gebed in mijn hart: Heer, wilt U me nog hier houden? Ook als het voor de jongeren nog moeilijk wordt, wil ik er zo graag bij zijn.”

Waarover hebt u de meeste zorgen?

„Over de teruggang van het geestelijk leven en alles wat daarmee samenhangt. En over de moeite om jongeren te bereiken met het Evangelie. Jongeren van deze tijd hebben vaak zo veel geslikt van wat de wereld hun geeft, dat er geestelijke zaken zijn die je gewoon niet aan hen kunt overbrengen. De moderne media spelen daarbij ook een grote rol. Dat is een grote zorg voor mij. Ander­zijds ervaren we ook dat God bij machte is overal doorheen te breken, ook bij jonge mensen in deze tijd.”

Waarover bent u het meest verheugd?

„Over de komst van Gods Koninkrijk. Het komt echt allemaal goed. De bruiloftszaal komt vol. Te midden van alle mensen die Hij schiep, zullen er zijn die Hij veranderde naar het beeld van Zijn Zoon. Die zal Hij gebruiken om iets moois te maken van deze aarde. Dan is Zijn verlangen vervuld.”


Levensloop Henk Binnendijk

Henk Binnendijk werd op 22 juni 1934 geboren in Rijnsburg. Daar woont hij nog steeds en is hij lid van de plaatselijke hervormde gemeente. Hij is 53 jaar getrouwd met Marianne. Samen kregen ze vijf kinderen en twaalf kleinkinderen, van wie er één kort voor de geboorte overleed. Na te hebben gewerkt in het transportbedrijf van zijn vader deed hij tien jaar lang evangelisatiewerk en gaf hij Bijbelstudie. In 1975 ging hij werken bij de EO. Daar bleef hij tot zijn pensionering, in 1999. De laatste vijftien jaar is hij een veelgevraagd spreker en verschijnt er regelmatig een boek van zijn hand. Recent kwam ”Het verlangen van God” uit.


Lees meer in Digibron

Henk Binnendijk ridder in Orde van Oranje-Nassau (Reformatorisch Dagblad, 28-06-1999)

De dilemma’s van een programmamaker : Henk Binnendijk: Als iemand zonder tv leeft, heb ik daar veel waardering voor - interview (Reformatorisch Dagblad, 28-01-1999)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer