Dr. R. van Kooten geeft kijkje in de keuken van de prediker
EDE. Hoe wordt een preek geboren? Dr. R. van Kooten gaf gisteravond in Ede een kijkje in zíjn keuken. De keuken van dé prediker, zoals hem als onderwerp was meegegeven, bestaat volgens hem niet.
De predikant van de hersteld hervormde gemeente in Apeldoorn, tevens docent ethiek en homiletiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, sprak in het kader van de lezingenserie van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) ”Johannes Calvijn”. Het jaarthema van de serie is ”De preek leeft”.
Iedere kerk moet volgens dr. Van Kooten een keuringsdienst van waren hebben, waarbij zowel de inrichting van de keuken als het bereide voedsel van tijd tot tijd op kwaliteit gekeurd wordt. Een taak die hij graag aan ouderlingen ziet toebedeeld. „Er zijn predikers die in een magnetron de maaltijd van een collega opwarmen en serveren alsof ze die zelf hebben klaargemaakt. Of predikers van de snelle hap, die op zaterdag nog even twee preken in elkaar flansen. Er zijn er ook die preken uit hun eerste gemeente in de diepvries hebben liggen en deze vervolgens in iedere volgende gemeente opwarmen. De vitaminen zijn eruit en het gezicht van de prediker glanst niet zoals bij Mozes van de levende ontmoeting met God.”
We staan op de preekstoel om het Woord van God te verkondigen, betoogde dr. Van Kooten. „Het gaat om de tekst. Die moet tot klinken komen. Dat zal in de weekindeling en tijdsbesteding van de prediker terug te vinden moeten zijn. Ouderlingen die geroepen zijn om toe te zien op het leven en de leer van de predikant, moeten zich hiervan bewust zijn. Ze moeten hun beleid zo inrichten, dat de predikant allereerst aandacht schenkt aan deze voornaamste roeping.”
De predikant wil graag een maand of een seizoen vooruit denken waarover hij wil preken. „Het gaat erom trouw en eerlijk te luisteren naar de tekst. Zo gaan de Schriften open: Alzo spreekt de Heere.” Bij een tekst moet je volgens hem zelf in de modder staan en die ook ruiken.
De keuze van een tekst moet, volgens de docent homiletiek, gericht zijn op de noden van de gemeente. „De foto’s van mensen uit allerlei leeftijdsgroepen moet je voor je hebben.” Ook noemde hij het een must de kinderen en jongeren niet te vergeten. „Er moet ook gewone taal gebruikt worden. Jongeren moeten proeven dat de dominee geen verhaaltje uit de oude doos haalt dat honderd jaar geleden ook zo verteld werd.” Vervolgens stelde hij dat de tekst een literaire eenheid moet zijn. „De Bijbelschrijvers hebben geen losse gedachten opgeschreven, maar geïnspireerde en gerangschikte eenheden.”
Met de aanwezigen werd een preek gemaakt over Mattheüs 14:22-31. Daar gaat het over de storm op zee, waar de discipelen Jezus voor een spook houden en Petrus op bevel van Jezus wandelend op de golven naar Hem toekomt. „Welke vragen komen er bij u boven als u dit gedeelte doorleest? Stel die vragen aan de tekst en wat gebeurt er met u bij het herlezen?”