Herman Paul: Ook ons verlangen seculariseert
Fietsend door de Haarlemmerstraat in Leiden, op een zondagavond, zag én begreep hij weer hoezeer mensen kunnen verlangen, begéren, naar wat zich achter de etalageruit bevindt: een Lego- of Playmobildoos, chique spijkerbroeken, dure luchtjes, glimmende smartphones. In Utrecht presenteerde prof. dr. Herman Paul gisteren een boek dat dit „verlangen” theologisch wil peilen.
Prof. Paul, bijzonder hoogleraar secularisatiestudies aan de Rijksuniversiteit Groningen, constateert een „grote verlegenheid” waar het gaat om het thema verlangen, ook bij zichzelf. „Ik noem alleen maar het voortdurend appel dat mijn werkomgeving doet op mijn verlangen naar succes – en ik denk dat ik niet de enige ben die dat ervaart. Of als ik zie hoe weinig tijd er soms overblijft voor de omgang met God, omdat er nog zoveel ándere dingen moeten gebeuren. Ook daarin zal ik de enige niet zijn. Maar, ook ons verlangen seculariseert als we alleen nog maar verlangen naar seculiere, aardse zaken in plaats van naar God.”
Het boek ”Verlangen. Een theologische peiling” (uitg. Boekencentrum, 14,90 euro) dat hij gisteren in de lutherse kerk in Utrecht presenteerde, schreef hij niet zelf. Het betreft een bundel opstellen van de hand van Bernd Wannenwetsch, een lutherse theoloog van Duitse komaf. Prof. Paul redigeerde ze samen met zijn vrouw, Esther Jonker. „Wannenwetsch wil het licht van het Evangelie laten schijnen over een belangwekkend thema: verlangen.”
Met Wannenwetsch roept prof. Paul de kerk op (weer) een „oefenplaats van verlangen” te worden. Betekent dit dat ze een „taskforce christelijk verlangen” of een „commissie catechese van verlangen” in het leven moet roepen? „Nee. God Zélf werkt het verlangen naar Hem in het hart, door Woord en sacrament. Het gaat –Augustinus– om de richting van het hart.”
Joep Dohmen
Een „razend boeiend” boek, noemde ds. L. Wüllschleger de bundel gisteren. De directeur van de IZB (voor zending in Nederland) verwees naar een recent interview met de 64-jarige filosoof Joep Dohmen in NRC, met als kop ”Mijn werk deugt, maar mijn leven is niet echt gelukt”. „Het gaat hier om een volstrekt geseculariseerd verhaal, maar wel levensecht, beter misschien: zielsecht. In het interview zegt Dohmen dat hij lang heeft gedacht dat het in het leven vooral aankomt op wilskracht. Maar hij kwam er achter dat het veel belangrijker is om je te identificeren met een bepaald verlangen.”
Maar waarnáár dan? Ds. Wüllschleger: „Wat mij zeer trof, was hoe Wannenwetsch hoofdstuk 1 afsluit, met een verwijzing naar Augustinus’ „Onrustig is het hart, totdat het rust vindt in U, o God.” Wannenwetsch schrijft: „Het is een antwoord dat de werkelijkheid en de noodzakelijkheid erkent van Gods eigen gepassioneerde verlangen naar zijn schepselen. Dat Hij hen zoekt, dat Hij zichzelf ontledigde door mens te worden, maakt dat het menselijk verlangen uiteindelijk tot zijn vervulling kan worden gebracht, dat het uiteindelijk een thuis kan vinden.””
„Op dit punt zou ik heel graag eens een discussie meemaken tussen Wannenwetsch en Joep Dohmen”, gaf de IZB-directeur aan. „Want het gaat hier om de ultieme missionaire vragen van vandaag.”
„Prachtig” noemde ds. Wüllschleger ook de teksten over Luther en de Psalmen in het boek, over „Ons lichaam, ons eigendom?” en over theologie beoefenen. „Maar het thema waarvan ik echt hoop dat er eens een vurige gedachtewisseling over op gang komt, is de invloed van het managementdenken op het functioneren van de gemeente. Wannenwetsch gebruikt hier de krasse term „ideologie van het marktdenken.” Hij kwam er zelf mee in aanraking binnen de Evangelische Kerk in Duitsland. Wat mij de laatste vijftien jaar werkelijk geraakt heeft, is de onkritische manier waarop het marketingdenken, al dan niet voorzien van mooie Bijbelwoorden, ingang heeft gekregen in de kerk. Hoe ook een term als leiderschap is overgenomen – geestelijk leiderschap zelfs. C. P. Boele heeft hier begin vorig jaar in zijn proefschrift zeer kritisch de vinger bij gelegd, maar sindsdien is het eigenlijk stil gebleven.”
In de kerk gaat het niet om leiders, maar om herders, stelde ds. Wüllschleger. „Een leider, bijvoorbeeld, wil altijd verder, voelt zich eigenlijk gehinderd door het zwakke en het kreupele. Maar een herder heeft júíst oog voor het zwakke en het kreupele. Ik zou willen dat er op dit punt een grondige omslag in het denken plaatsvond. En misschien kan Wannenwetsch ons daarbij helpen.”
Fun
Druk was het bij de boekpresentatie bepaald niet. Ook twee sprekers hadden zich afgemeld. Prof. dr. G. C. den Hertog, die hen verving, legde een verband met het feit dat prof. Wannenwetsch zich vorig jaar is komen te ontgaan – reden waarom hij zijn leerstoel aan de University of Aberdeen is kwijtgeraakt. Prof. Den Hertog wil echter, „vanuit Galaten 6”, toch naast hem blijven staan. „Hij ís al zwaar gestraft.”
De christelijke gereformeerde hoogleraar toonde zich „blij dat dit boek er ligt.” Afsluitend: „Herman Paul begint zijn boek met de Haarlemmerstraat op zondag. Zelf heb ik herinneringen aan de Breestraat op zondagmiddag. Als het dan weer koopzondag was, en mensen aan het funshoppen waren, heb ik vaak bewust gekeken naar de fun op hun gezichten. Die was er niet. Wat je zag, was verveling, sjagrijn. En als we dan in de kerk zongen: „Wat zou mijn hart nog liever wensen, dan dat het juichend U ontmoet, Die leven zijt en leven doet?” – dan was ik ook niet jaloers op hen.”