Groene weilanden zijn niet per se groen
WAGENINGEN. Groen is niet per se groen. Het Nederlandse weiland bestaat alleen nog maar uit gras. Bloemen groeien er niet of nauwelijks meer. Daardoor zijn er geen insecten meer en hebben vogels minder te eten. „Het overgrote deel van Nederland is platteland. Daar gaan sommige vogelsoorten als een raket naar beneden. De weilanden zijn een ecologische woestijn. Ze lijken groen, maar er leeft niets”, zegt Chris van der Heijden van Vogelbescherming Nederland.
Een belangrijke oorzaak is de intensieve landbouw. Boeren gebruiken pesticiden, bemesten de velden en verlagen het grondwaterpeil. Dat is goed voor de productie en slecht voor de natuur. Maar de schuld ligt niet bij de boeren, benadrukt Van der Heij-den. „Zij doen wat de markt van hen vraagt. Wij willen goedkoop eten en drinken, wij willen zuivel exporteren. Dat gaat ten koste van het landschap. Als wij meer uitgeven voor biologisch eten, krijgt de natuur meer ruimte.”
De grutto is een voorbeeld van een weidevogel die het heel moeilijk heeft. Jonkies vinden in de weilanden niet genoeg insecten meer om te eten. Ze overleven niet. In de afgelopen decennia is het aantal grutto’s met 70 procent gedaald. Nog slechter gaat het met het korhoen. Er zijn nog maar een paar over, en alleen op de Sallandse Heuvelrug. Ook met de veldleeuwerik, de huismus, de spreeuw, de patrijs en de kievit gaat het niet goed.
Van der Heijden: „Vogels zijn een indicator van een gezonde leefomgeving. Als het aantal vogels afneemt, is er iets mis in het milieu.” Vogels in steden, bossen en bij het water gaan wel vooruit. Zij profiteren van nieuwe natuurgebieden. In steden zijn sloten en parken en is genoeg voedsel.
Volgens het CBS gaat het voorzichtig de goede kant op met de natuur in Nederland. Sommige soorten gaan vooruit, andere gaan niet of nauwelijks meer achteruit, meldde de dienst gisteren. „Een eerste zwaluw, maar die maakt nog geen zomer”, reageert Natuurmonumenten. Volgens de vereniging heeft Nederland veel minder natuur dan een eeuw geleden. „We hebben 15 procent van wat we honderd jaar geleden hadden. Voor heel Europa is dat 50 procent, wereldwijd zelfs 75. Er is dus gewoon weinig over.”
Net als sommige vogels hebben ook vlinders het moeilijk in de Nederlandse natuur. Dat komt voor een deel door mensen. Leefgebieden moesten wijken voor landbouw en woningen. „Vroeger was het landschap één geheel. Als een vlinder vertrok, had hij genoeg plekken om elders terecht te kunnen. Nu is de natuur versnipperd. De kans is heel klein dat een vlinder weer een goede plek tegenkomt. Wie blijft, plant zich voort. Vlinders leren het zwerven af”, aldus Kars Veling van de Vlinderstichting.
Vlinders zijn, anders gezegd, huismussen aan het worden. Dat maakt ze kwetsbaar. „Alleen de laagste stukjes grond zijn nog nat genoeg voor de vlinders. Maar bij een flinke regenbui staan die gebieden direct een meter onder water. Dan verdrinken de vlinders. Een enkele kletsnatte periode kan al de nekslag zijn voor een soort.”
Toch gloort er hoop. Leefgebieden van de vlinders verdwijnen niet meer. De achteruitgang is gestopt en kan over een paar jaar worden omgezet in vooruitgang, denkt de Vlinderstichting. Mensen kunnen de vlinder een handje helpen. „Haal de tegels uit uw tuin. Zet er vlinderstruiken in. Die geven nectar. Wij noemen het een kroeg: vlinders komen binnen, drinken wat en vertrekken weer. Op een klimop kunnen rupsen leven. Dan heb je de kroeg en de kraamkamer.”