Boerenbedrijf is meer dan onderneming
De recente geopolitieke ontwikkelingen met Rusland onderstrepen de waarde van het boerenbedrijf voor de voedselzekerheid, aldus Hans Valkenburg en Sander Schot.
De tuinders in Nederland hebben het zwaar. De Russen hebben vanwege de EU-boycot hun grens ook maar eens dichtgegooid. Onder andere voor onze met liefde geteelde paprika’s en bloemkolen.
Nu is de Nederlandse land- en tuinbouwexport naar Rusland niet direct enorm te noemen, maar het gaat om de invloed die de boycot heeft op prijsvorming. Bij een overaanbod van een versproduct zakt de marktprijs als een baksteen. Je kunt als aanbieder dan geen kant meer op: je moet dumpen. Dat wil de sector koste wat het kost voorkomen. Logisch. Immers, dan gaan de boerenbedrijven –kapitaalintensieve ondernemingen als ze zijn– al snel failliet, en de sector uiteindelijk kapot.
Op de blaren zitten
Doordraaien en compenseren, werd er al snel geroepen. Maar goed, beelden van de voedselbank enerzijds en het doordraaien van voedsel anderzijds voegen zich niet samen in ons hoofd. Ook logisch. Moeilijk dilemma dus. Voorlopig lijkt de EU de compensatie deels aan te willen wenden om het ‘overtollige’ voedsel aan te schaffen voor de voedselbanken. Slim.
In Trouw stond onlangs een interessant artikel van Patrick van Schie, directeur van de Telderstichting, een liberale denktank. Wat nu compenseren?! Ondernemen is risico’s nemen en dan kan dit gebeuren, stelt hij. Wil je minder risico? Richt je dan op meer veilige, stabiele landen om naar te exporteren. Gas- en olieland Rusland, dat nauwelijks een serieuze economie heeft, is misschien een gretige importeur, maar daar zijn dus risico’s aan verbonden. Accepteer je die? Dan strijk je meestal een mooie lucratieve marge op, maar dan nu zit je nu wel even op de blaren. Klinkt logisch.
Toch past hier een kleine nuance. Anders dan bij andere sectoren moet je als land je land- en tuinbouwsector niet veronachtzamen. Hoezeer we tegenwoordig vaak ook vervreemd zijn van het boerenleven, het vormt uiteindelijk wel de basis van de voedselvoorziening voor de hele bevolking. Die basis wil je als land niet kwijt. Dan maak je jezelf namelijk veel te afhankelijk van andere landen, meer nog dan bijvoorbeeld met energie. En die andere landen zijn soms je vriend, maar geregeld ook je vijand.
Nuchter
Geopolitiek is realpolitik. Geen enkel land heeft dezelfde belangen als een ander land, om oud-president Charles de Gaulle te citeren. Dat is maar al te vaak gebleken. Ondernemen, jazeker, maar op deze sector moeten we dus zuinig zijn.
Het beleid van de EU is mede daarom op voedselzekerheid gebaseerd. Al in 1957 werden doelen van het Europese landbouwbeleid in het Verdrag van Rome vastgelegd. Het beleid richtte zich vanaf toen op het verhogen van de landbouwproductiviteit, betere levensomstandigheden voor boeren en tuinders, kortom het stabiliseren van de markten, om de voedselvoorziening veilig te stellen en ten slotte om redelijke prijzen voor consumenten te garanderen.
Sindsdien is er veel veranderd in de EU, maar deze doelstellingen gelden nog steeds. Elk jaar gaat maar liefst 38 procent van de EU-begroting naar de landbouw, en dat is meer dan 50 miljard euro per jaar.
En hoezeer we de EU soms ook verfoeien, daardoor kunnen we met zijn allen wel veel voedsel produceren: van groente en fruit tot zuivel, wijn en olijfolie. Voldoende om heel wat te exporteren, ook naar minder goed georganiseerde landen, zoals bijvoorbeeld Rusland.
Soms moet je als ondernemer flinke risico’s nemen. Dat maakt je groot en dat maakt ondernemen leuk. Maar je nuchtere verstand moet je nooit verloochenen, ook niet als land. Voedsel is een eerste levensbehoefte, die moet je veiligstellen. Dat loont zich, juist als het erop aankomt. De wereld lijkt te veranderen. Dat het ooit nog eens aankomt op een acute schaarste, is niet ondenkbaar. Die les lijken we momenteel te leren.
De auteurs zijn respectievelijk organisatieadviseur en landbouwingenieur.