Levensfontein
Jeremia 2:13
„Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.” De mens, oorspronkelijk naar het beeld van God geschapen maar van God afgevallen en daardoor beroofd van Gods beeld en van de zaligheid in Gods gemeenschap en onder de zonden en vloek gekomen, heeft behoeften waarin hij zelf niet voorzien kan en die geen schepsel in de hemel of op aarde kan vervullen. In deze behoeften naar de geest en voor de eeuwigheid is in de Heere de vervulling te vinden. In Hem is alles wat wij tot ons waar geluk voor dit en het toekomende leven behoeven. Hij is de Fontein van licht en leven, troost en zaligheid voor verloren Adamskinderen. Zo openbaarde de Heere Zich reeds direct na de val in het paradijs. Zo openbaarde Hij Zich aan de aartsvaders Abraham, Izak en Jakob. Zo openbaarde Hij Zich aan Jakobs nageslacht, door de schaduwen en voorbeelden, beloften en voorspellingen. Zo openbaarde de Heere Zich vooral onder de dagen van het Nieuwe Verbond, toen Gods Zoon in het vlees verscheen en de volle raad van God en de mens vervulde, de vrede, het leven, de gerechtigheid en zaligheid verwierf en mededeelde. Toen Hij, verhoogd in de hemel, de Heilige Geest als die andere Trooster zond, om Zijn verworven heil in de harten van de Zijnen toe te passen, en hun tot een inwendige Leraar, Herschepper, Trooster en Leidsman te zijn.
B. Moorrees, predikant te Wijk (”Leerrede”, 1841)