Kerk & religie

Slot Haamstedeconferentie: het zaad in de akker ontkiemt vanzelf

In Elspeet is woensdag de driedaagse Haamstedeconferentie afgesloten. Woensdagmorgen sprak ds. L. de Wit over Jozua en de verdeling van het land. Daarna besloot ds. J. C. den Ouden de conferentie met een overdenking van de gelijkenis van het zaad in de akker.

27 August 2014 14:00Gewijzigd op 15 November 2020 12:34
Haamstedeconferentie 2014. Beeld RD, Anton Dommerholt
Haamstedeconferentie 2014. Beeld RD, Anton Dommerholt

Tijdens de Haamstedeconferentie, in Mennorode in Elspeet, kwamen ruim 160 predikanten en voorgangers bijeen om stil te staan bij theologische, kerkhistorische en pastorale onderwerpen.

Ds. L. de Wit, hervormd predikant in Putten, behandelde het vervolg van de lezing die hij dinsdag hield over Jozua en de verovering van het beloofde land. In zijn tweede lezing stond hij stil bij Jozua en de verdeling van het land. Dat gebeurt als Jozua ouder is, blijkt uit Jozua 13. De predikant ging in het bijzonder in op de plaats die de stam van Benjamin kreeg en de plaats van de stam van Levi. In de naam Benjamin komt de verscheurdheid tot uiting: eerst heette Benjamin Benoni, zoon van mijn smart. Jakob verandert zijn naam in Benjamin, zoon van mijn rechterhand. Ds. De Wit: „Deze twee namen zullen als een oordeel en als een zegen door het geslacht van Benjamin getrokken worden.”

Het gebied dat Benjamin krijgt was niet groot, maar lag wel centraal tussen Juda en Efraïm. De geschiedenis van de stam blijkt verder in de Bijbel er een te zijn van grote hoogten en diepe dalen. Benjamin heeft iets onberekenbaars, concludeerde ds. De Wit. Zo is een prediker ook op het ene moment tot dienst van de Heere geroepenen aan de andere kant kind van smart vanwege de zonde, die zijn verscheurende werking doet. „Is het niet genade van de Heere, als hij een Benoni weer opzoekt en tot een Benjamin maakt?”

De Heere wilde echter wonen te midden van zo’n wispelturige stam, aldus ds. De Wit. „We lezen dat al in de zegen die Mozes uitspreekt over deze stam in Deuteronomium 33: „De beminde des Heeren, hij zal zeker bij Hem wonen. Hij zal Hem de ganse dag overdekken en tussen zijn schouders zal hij wonen.” Dat is in vervulling gegaan, toen de tempel te Jeruzalem kwam. Jeruzalem lag namelijk in het stamgebied van Benjamin. De Heere wilde wonen te midden van een volk dat een wolvennatuur heeft, temidden van een verloren en verscheurend mensengeslacht.”

Door de offerdienst mocht Benjamin toch weer zoon van Zijn rechterhand zijn, beschreef de predikant uit Putten. „Koning David kwam in Jeruzalem wonen. Benjamin is de enige stam die trouw bleef aan het koningshuis van David. Wat een genade komt hierin openbaar. Het is in vervulling gegaan toen Christus zelf neerdaalde en op weg ging naar Jeruzalem. Hij wilde wonen in een geslacht dat verscheurend en dodend rondzwerft over deze aarde. In het stamgebied van Benjamin liggen ook Gethsemané, waar Christus Zijn bittere zielestrijd moest strijden, er ligt Golgotha, waar Christus het offer der verzoening eenmaal en voor eeuwig bracht. Hier geen zoon van mijn smart, maar de Man van smarten. Hier wordt het Middelaarswerk van Christus heerlijke werkelijkheid, tussen de schouders van Benjamin, opdat zondaren door Hem gezaligd kunnen worden.”

In tegenstelling tot Benjamin, kreeg de stam van Levi geen deel van het beloofde land. Ds. De Wit: „In Jozua 13: 33 staat: „Maar aan de stam van Levi gaf Mozes geen erfdeel; de HEERE, de God van Israël, is Zelf hunlieder Erfdeel, gelijk als Hij tot hen gesproken heeft.” De HEERE Zelf is hun erfdeel, daarin is de stam van Levi rijk gezegend.”

Toch is het aangrijpend dat Levi geen landsdeel kreeg, aldus ds. De Wit. Dat gaat terug naar Jakob die op zijn sterfbed Levi woorden toevoegt „die meer weg hebben van een vloek dan van een zegen.” De zonden die Simeon en Levi pleegden, hebben gevolgen voor het nageslacht. Simeon krijgt in tegenstelling tot de andere stammen geen zelfstandig gebied, maar zijn deel valt binnen het gebied van Juda. „Maar de vloek, die destijds over Levi is uitgesproken, is voor hen veranderd in een rijke zegen. Zij zijn hierin ook voor heel Israël tot een rijke zegen.”

Waarom gebeurt dat?, zo vroeg ds. De Wit. De oorzaak daarvan ligt bij God. „Hij werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil.” Daarnaast is er de geschiedenis van het gouden kalf uit Exodus 32. Alleen de stam van Levi boog daar niet voor. „Zo mag er in het leven van die stam van Levi en ik hoop ook van ons leven iets openbaar komen van het werk van God. Wie de Heere toebehoort gaat niet mee met een halfslachtige godsdienst, maar verlangt om de stem van de Heere gehoorzaam te zijn.”

In de verstrooiing over Israël, werd Levi tot een zegen voor het volk. Levi mocht betrokken zijn bij de dienst van de Heere. In dat voorrecht delen ook nu nog dienaren van God. „Wonen in de Heere, dat is de gemeenschap met de Heere, dat is de omgang met God, en de bescherming door de Heere.” Dat blijft niet zonder gevolgen, zo beschreef de predikant. Zelfs als alles verkeerd dreigt af te lopen, klinkt dan toch nog iets door van de zegen van de Heere. Hij verwees naar Jeremia, die de Levieten aanklaagt omdat ze hun roeping niet meer verstaan. Te midden van de verwoesting in Jeruzalem, na de wegvoering van het volk, grijpt hij zich vast aan de beloften van de Heere. Hij zingt: „De HEERE is mijn Deel, daarom zal ik op Hem hopen.”

Ds. J. C. den Ouden, hersteld hervormd predikant te Opheusden, besloot de Haamstedeconferentie met een overdenking naar aanleiding van Markus 4:26-29. Daarin gaat het over de gelijkenis van het zaad in de akker. „Deze gelijkenis vormt als het ware een aanvulling op de gelijkenis van de zaaier, die ervoor staat. Het gaat niet over de reacties om het Woord van God, de prediking, maar om het werk van God. De grote gelijkenis van de Zaaier is een werkelijkheid. Maar de kleine gelijkenis is ook realiteit: dat God doorgaat met Zijn werk.”

Als je ziet op de zaaiers weet je dat het een mislukking wordt, stelde ds. Den Ouden. „Maar ziende op Wie de zaaiers zendt, mogen we zeker zijn van de uitkomst. Hij zendt vertegenwoordigers van de zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil.” Het zaad ontkiemt, zonder dat de boer daar iets voor hoeft te doen, aldus de predikant. „De aarde brengt vanzelf –de grondtekst zegt: automatisch– vrucht voort, blijkt in vers 28. Dat vormt de kern van dit Bijbelgedeelte. De boodschap van deze gelijkenis is: de Heere zorgt voor de groei.”

Natuurlijk zien we uit naar de vrucht, maar Christus maakt duidelijk dat Zijn dienaren daarop niet teveel gefocust moeten zijn. „Het duurt wel even voor er vrucht is”, aldus de predikant. „Dat is langetermijnwerk.” Dat betekent niet dat zaaiers de kantjes er af kunnen lopen omdat het werk vanzelf doorgaat. Ds. Den Ouden: „Wel dat wanneer we ons werk gedaan hebben, we het mogen leggen in Gods handen.” De Heere werkt uiteindelijk aan op de oogst, aldus de predikant. Daarbij wordt ook het onkruid, de onbekeerde, gemaaid. „Laten we meer leven bij die dingen. Aan de andere kant: De rechtvaardigen zullen blinken gelijk de zon in het koninkrijk van hun Vader. God zal ons niet beoordelen op de vrucht, maar of we getrouw zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer