Dr. Kater: Preken vanuit de Drie-eenheid stalt rijkdom uit
ELSPEET. In de prediking moet de aandacht niet eenzijdig liggen op Christus, maar moet het welbehagen van de drie-enige God doorklinken. Dr. M. J. Kater: „Als u trinitarisch preekt uit de heilsfeiten, dan kan het niet anders dat wat toen gebeurde, tegenwoordige tijd wordt in het midden van de gemeente.”
Dr. Kater, universitair hoofddocent gereformeerde praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, was gisteren één van de sprekers op de Haamstedeconferentie in Elspeet. Deze predikantenconferentie, die ruim 160 belangstellenden trok, wordt dit jaar voor de dertigste keer georganiseerd. Dr. Kater verzorgde de eerste van twee lezingen over de bediening der verzoening in het licht van de Drie-eenheid van God. Hij ging in op twee aspecten: de betekenis van de Vader, Zoon en Heilige Geest in de prediking en de Drie-enige in de prediking.
Prediking is allereerst een zaak van God Zelf, aldus dr. Kater. Maar dat ontslaat mensen er niet van de Bijbel te bestuderen rond wat er gepreekt wordt. Hij verwees daarbij naar de gemeente in Thessalonica, zoals die wordt genoemd in Handelingen 17 en 1 Thessalonicenzen 2. „Blijkbaar gaat het goed samen, de prediking werd met toegenegenheid ontvangen en ze onderzochten de dingen of het alzo was.”
Toch moet een predikant oppassen om te grote woorden te gebruiken. Hij verwees naar de hervormde theoloog Miskotte (1894-1976), die stelt dat de prediker Gods Woord moet verklaren en de hoorder moet weten dat „hetgeen daar klinkt naar Gods eigen Woord bedoelt te verwijzen, terwijl het wachten is op het welbehagen Gods, zijn presentie te tonen door de intocht van Zijn Woord, door de al het menselijke neerwerpende en oprichtende hart des Geestes, der Liefde, die nimmer moede wordt te geven.”
Dr. Kater liep diverse teksten langs uit het Bijbelboek Handelingen, waaruit blijkt dat Vader, Zoon en Heilige Geest spreken in het Woord en door de prediking. Ook noemde hij voorbeelden uit onder meer het Johannesevangelie en de 1e Korinthebrief. In het Oude Testament komt de triniteit niet zo uitgebreid aan de orde, maar staat wel de Ik zal zijn die Ik zijn zal centraal. „Het hele Woord van God is één getuigenis van Gods nederbuigende goedheid. Om zijn verhevenheid en nabijheid. In die beweging heeft de Godsopenbaring plaats. Als de verhevene woont Hij te midden van Zijn zondige volk. Ook in de prediking komt daar iets van naar buiten.”
Een predikant kan zich soms moedeloos afvragen welk nut het heeft om te preken. Dr. Kater: „Als we belijden dat de Drie-enige de prediking voor zijn rekening neemt, dat daarin de Drie-enige tot zondaren komt, dan ligt daarin de zekerheid dat uw arbeid niet ijdel zal zijn. God bidt: laat u met God verzoenen. Al deze dingen in de bediening der verzoening zijn uit God. Het is niet zoiets als: de Heere heeft verzoening mogelijk gemaakt en dat probeert de predikant aan te prijzen. Nee, in de prediking gaat het over het welbehagen van de Vader, het verzoeningswerk van Christus en het toepassende werk van de Heilige Geest. Als je aan de grootste zondaar Christus verkondigd, mag het niet gaan over een mogelijke verzoening, maar over de éne Naam door welke we móeten zalig worden.”
Dr. Kater waarschuwt voor eenzijdig preken over Christus. „Als we met Kerst alleen over een lieve Heiland spreken in plaats van „al zo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft”, en hoe de Heilige Geest Hem daarop voorbereidde, dan doen we God tekort.” De weg die Jezus gaat door het Evangelie geeft stof genoeg om Vader, Zoon en Heilige Geest te verkondigen, aldus dr. Kater. „Als u trinitarisch preekt uit de heilsfeiten, dan kan het niet anders dat wat toen gebeurde, tegenwoordige tijd wordt in het midden van de gemeente.”
Vanuit de Drie-enige moet gepreekt worden „omdat zo alleen de allesovertreffende rijkdom van God en in God ook in de prediking uitgestald kan worden.” Het draait om liefde van de Drie-enige, aldus dr. Kater. „Daarover mediteren is heilzaam voor aangevochten zielen. Ook voor ons als we de preekstoel opgaan. Wie spreekt er? Wie behaagt het om door mensenwoorden te spreken? Het is deze God. Ik denk dat je dan bij het hart van de bediening der verzoening bent. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen.”
Dr. P. C. Hoek, docent docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarie, verzorgde een lezing over Melchior Leydecker (1642-1721). De in Middelburg opgegroeide predikant studeerde theologie in Utrecht. Hij werd gevormd door de hoogleraar Voetius en ook beïnvloed door Van Lodenstein. Dr. Hoek stond stil bij een „bijzondere karaktertrek” van Leydeckers’ denken en theologiseren: dat de leer in het teken staat van de lof.
De leer staat bij de 17e eeuwse predikant nooit op zichzelf, concludeerde hij. „Ze raakt aan het leven, aan het beleefde geloof. Als er één thema als een rode draad door Leydeckers schrijven en denken loopt, dan is het die van Gods grootheid en soevereiniteit. Niet als een concept, een idee, maar als een heilgeheim.”
Leydecker noemde „geestelijke armoede” het voornaamste kenmerk van de zaligheid. Dr. Hoek: „Onze armoede bestaat daarin, dat we verarmt zijn van de goederen die we voor de zondeval bezaten. Een armoede die alleen teniet kan worden gedaan door de rijkdom en volheid in Christus, verkregen en vermeerdert door de Heilige Geest. Deze tonen moeten dus ook in de prediking getroffen worden. Het belang van het inwendige gevoel van geestelijk gebrek, zonde en ellende waarin we uit die gelukkige staat gevallen zijn.”
Deze armoede moet een levenlang beoefend worden, aldus dr. Hoek. „Hoewel wij Christus deelachtig zijn, aldus Leydecker, er blijft immers altijd stof van armoede’over. We hebben het lichaam der zonde nog, we struikelen dagelijks in vele, we hebben de gaven niet in volmaakte maat. Pas in heerlijkheid zullen we de oefening van de geestelijke armoede afleggen. Hier is het en blijft het leven als een arme zondaar van een rijke Christus.”
Dr. J. IJsselstein, predikant van de gereformeerde gemeente in Kampen en voormalig psychiater en psychotherapeut, hield een lezing over pastoraat bij dwanggedachten. Hij trok lijnen vanuit een boek van de 17e eeuwse predikant Simon Oomius: ”Tractaat over de inwerping van godslasterlijke gedachten”. Dr. IJsselstein: „Het boek van Oomius zeer pastoraal. Het kan dan ook niet anders of hij geeft de lezer een ruim arsenaal geneesmiddelen mee, zoals dat dwanggedachten van de duivel komen en dat ze moeten worden tegengegaan.”
In totaal somt Oomius negen acties op die ondernomen kunnen worden tegen dwanggedachten. Niet alle kunnen ze op de instemming van de Kamper predikant rekenen. Als Oomius de gedachten in oorsprong toeschrijft aan de duivel, levert hij daar bijvoorbeeld „eigenlijk geen Bijbelse en valide argumenten bij.” De toonzetting van Oomius is misschien zelfs te positief, als hij stelt dat aanvechtingen van de duivel alleen Gods kinderen overkomen. „En dus redeneert hij verder, is het ook bewijs van geloof: je bent kind God.”
De keerzijde heeft Oomius al schrijvend uit oog verloren, aldus dr. IJsselstein. „Als dit satans vuistslagen zijn, en je krijgt honderden keren per dag een klap van de duivel, dan ligt geestelijke moedeloosheid ook op de loer: ben je dan geen prooi van satan?”
Dr. IJsselstein kiest voor de lijn dat dwanggedachten een product zijn van de eigen gedachten van de mens. Twee adviezen van Oomius die daarop gericht zijn, omarmt hij dan ook: Geen aandacht aan besteden en: Gewone godsvrucht blijven beoefenen, lezen, bidden en naar de kerk gaan. Voor die aanpak is ook vanuit moderne psychiatrische inzichten veel te zeggen, concludeert hij. Dr. IJsselstein concludeert dat ten minste dertig procent van de bevolking wel eens last heeft van dwanggedachten, maar dat de meeste mensen deze gemakkelijk van zich afschudden. „Dus is het probleem het hebben van verkeerde gedachten over je eigen dwanggedachten. Het gevolg: Wat de ander als regendruppel van jas afschudt, leidt tot heel erge spanning, een intense poging om die gedachten weg te duwen. Dat lukt nooit. Wegduwen van gedachten altijd leidt tot vermeerderen van dwanggedachten.”
De predikant adviseerde de conferentiegasten om in het pastoraat dwanggedachten uit de sfeer van het bijzondere te halen. „Leg aan iemand die ermee kampt uit dat hij niet de enige is. Bagatelliseer het niet, maar maak het wel een beetje gewoner.” Een predikant mag adviseren om dwanggedachten de laten ‘gebeuren’. „Geen tegengedachten, dan vermenigvuldigen de gedachten. Ga niet anders bidden, geen Bijbelteksten als toverformules gaan gebruiken om tegen te spreken.” Wel: „Gewoon doorgaan met dagelijkse beoefening godsdienst: bidden en Bijbellezen.” Een predikant mag ook aandringen om duidelijkheid over welke dwanggedachten iemand hinderen, en kan bijvoorbeeld adviseren ze aan het begin van de dag op te schrijven, waarmee iemand deze gedachten een plaats leert geven.
Haamstedeconferentie 2014
De jaarlijkse Haamstedeconferentie kent een vaste opzet. De bijeenkomst begint op maandag met een openingspreek. Daarna volgt een lezing over een persoon uit de kerkgeschiedenis en een pastoraal gerichte lezing. Op maandag- en dinsdagavond zijn er vervolglezingen over praktische geloofsleer. Op dinsdag- en woensdagmorgen is er een vervolglezing over een Bijbelse figuur. De dinsdagmorgen wordt afgesloten met een homiletische lezing als toerusting voor prediking en pastoraat. Op dinsdagmiddag is er een lezing over een actueel maatschappelijk of politiek onderwerp. Op woensdagmorgen wordt de conferentie afgesloten met een slotpreek.