Commentaar: Geweld
Geweld is van alle tijden. Sinds Kaïn Abel vermoordde, vloeit er onafgebroken het bloed van onschuldigen. Deze zomer werden we met dat feit wel héél stevig geconfronteerd. Israël botste hard met de Palestijnen, bijna 200 Nederlanders kwamen om toen de MH17 boven Oekraïne bruut werd neergehaald, en de Amerikaanse journalist James Foley, die geen andere misdaad beging dan zijn werk te doen, werd als een beest afgeslacht. Wie roept daar nog dat de mens van nature goed is?
Een moeilijke vraag is hoe er op dit geweld gereageerd moet worden. Dat verschilt in elk geval voor individuele burgers en voor overheden. De eersten mogen geweld niet met geweld beantwoorden. De laatsten dragen, schreef de apostel Paulus ooit, het zwaard niet tevergeefs.
Van die waarheid lijkt de Nederlandse samenleving de achterliggende maanden weer meer doordrongen. Een overheid kán niet zonder een krachtig functionerend politioneel apparaat, en zonder een goed uitgeruste krijgsmacht. Vooral dat laatste waren we sinds het einde van de Koude Oorlog een beetje vergeten. Kabinet na kabinet bezuinigde grote bedragen op leger, vloot en luchtmacht, met een steeds kleinere slagkracht tot gevolg.
Gelukkig lijkt die afbraak, nu VVD en PvdA samen met de drie gedoogpartners weer wat in Defensie gaan investeren, momenteel tot stilstand gebracht. Daarbij hebben recente geopolitieke ontwikkelingen onmiskenbaar als een wake-upcall gediend.
Dat burgers en politici door incidenten en actuele gebeurtenissen worden wakker geschud, is op zich niet verkeerd. Gelukkig gebeurt dat nog af en toe. Tegelijk maakt dit de nieuwe aandacht voor de slagkracht van onze krijgsmacht kwetsbaar. Want laten we wel zijn: 50 of 100 miljoen extra voor Defensie is bij lange na niet genoeg om de kaalslag van de achterliggende decennia ook maar enigszins te repareren. Wat nodig is, is een langjarige investering in onze krijgsmacht en een doelgericht stappenplan om de inzetbaarheid van ons leger weer aanzienlijk te vergroten.
Het grote gevaar is dat we ons, in het rijke en vrije Westen, weer in slaap laten wiegen zodra brandhaarden aan de grenzen van Europa weer enigszins doven. Wat burgers en politici in ons land nodig hebben, is een diepgeworteld besef dat het bevorderen van veiligheid behoort tot de belangrijkste kerntaken van een staat, en dat we die taak niet afhankelijk mogen maken van ‘toevallige’ omstandigheden.
Onmisbaar is het besef dat de vrijheid die we hier in het Westen kennen –en die helaas te vaak ontaardt in losbandigheid–, op zichzelf een groot goed is, maar wel een prijskaartje heeft. Het prijskaartje, ondermeer, van een krachtige krijgsmacht.
In dit licht nog één ding. Dat het kabinet-Rutte II van mensenrechten een speerpunt maakte, is een goede zaak. Maar uitvoering geven aan dat beleid kan niet alleen met woorden. Mensenrechten bevorderen betekent soms tevens daadwerkelijk steun bieden aan minderheden –denk aan jezidi’s en christenen in Irak– die geen kant meer op kunnen. En dat kan weer alleen met –daar gaat-ie weer– een sterk leger.