Elsevier: Refoscholen scoren hoog
Christelijke scholen, en met name de reformatorische, halen over het algemeen betere resultaten dan het openbaar onderwijs. Het blijkt „aperte onzin” dat het bijzonder onderwijs weinig allochtone leerlingen toelaat, zoals gesteld wordt tijdens politieke discussies over de vrijheid van onderwijs.
Weekblad Elsevier concludeert dit uit eigen onderzoek naar ”de beste scholen” van Nederland. Elsevier vergeleek de prestaties van alle bijna 700 scholen voor voortgezet onderwijs.
De zeven reformatorische scholen steken volgens het blad „duidelijk boven de rest uit.” Bij het havo staan zij zowel bij de onderbouw als bij de bovenbouw boven aan de lijst. In het openbaar onderwijs haalt 54,1 procent van de leerlingen zonder vertraging het havo-diploma. In het rooms-katholiek en het protestants-christelijk onderwijs is dat enkele procenten meer, maar op de reformatorische scholen gaat 78,4 procent zonder vertraging naar de eindstreep.
Ook in de bovenbouw van het vwo halen de reformatorische scholen, samen met het rooms-katholieke onderwijs, het beste resultaat. Reformatorisch en katholiek scoren ook het hoogst bij de beroepsopleidingen in het vmbo.
In de gemengde en de theoretische leerwegen van het vmbo (de oude mavo) zijn de gereformeerd vrijgemaakte scholen volgens het Elsevier-onderzoek de beste.
Het reformatorische Driestar College in Lekkerkerk (locatie Rehoboth) scoort al een aantal jaren hoog in vergelijkende onderzoeken tussen scholen, die behalve door Elsevier onder meer worden uitgevoerd door het dagblad Trouw. Ditmaal wordt de school bij de gemengde en de theoretische leerwegen van het vmbo als een van de beste scholen van Nederland genoemd. Ook het protestants-christelijke Johannes Fontanuscollege in Barneveld scoort bij deze leerwegen hoog, evenals het gereformeerd vrijgemaakte Gomaruscollege in Assen en Leeuwarden.
Het weekblad heeft zestien scholen als de beste aangemerkt. Daaronder bevinden zich slechts drie openbare. In Nederland is tweederde van alle middelbare scholen confessioneel. Daarmee is ons land „dus eigenlijk goed af.” „Het bijzonder onderwijs levert een kwalitatief sterke bijdrage aan onderricht en opvoeding in Nederland”, schrijft Elsevier.
De scholen zijn beoordeeld op basis van het percentage leerlingen dat zonder zittenblijven naar de derde klas gaat, het percentage dat vervolgens onvertraagd het diploma haalt en het gemiddelde eindexamencijfer van de jaren 2000, 2001 en 2002. Elsevier houdt daarbij rekening met de culturele en de sociaal-economische achtergrond van de leerlingen.
Elsevier zocht ook een antwoord op de vraag: „Zijn confessionele scholen witter dan openbare, zoals een groeiende schare politici beweert?” Uit het onderzoek blijkt juist dat in de vier grote steden de bijzondere middelbare scholen gemiddeld een hoger percentage allochtonen tellen dan de openbare scholen.
Daarmee valt de bodem weg onder pleidooien voor beperking van de toelatingsvrijheid van bijzondere scholen door gedwongen spreiding van immigrantenkinderen. Die pleidooien worden gevoerd omdat bijzondere scholen allochtone leerlingen zouden weren. Elsevier concludeert echter dat het „aperte onzin” is dat confessionele scholen „niet delen in de lasten van immigratie.” „Gelukkig is het mogelijk om alle scholen te vergelijken op basis van feitelijke prestaties. En zolang artikel 23 bestaat, kunnen ouders en kinderen in alle vrijheid zelf kiezen.”
Politici als VVD-kamerlid Hirsi Ali „zeggen dat ze geen concentratie van achterstandskinderen willen, maar bedoelen gewoon dat ze tegen islamitische scholen zijn”, aldus Elsevier. Conclusie: „Politici zouden secuurder mogen cijferen voordat ze beginnen over segregatie.”
Landelijk gezien telt het bijzonder onderwijs gemiddeld per school een iets lager percentage allochtone leerlingen dan de openbare scholen, maar in de vier grote steden is dat juist beduidend hoger. In het vwo tellen de samenwerkingsscholen en het algemeen bijzonder onderwijs de meeste allochtone leerlingen, respectievelijk 34 en 21 procent, tegen 18 procent bij de openbare scholen. Bij de beroepsopleidingen in het vmbo gaat het om 47 procent (samenwerkingsscholen) en 37 procent allochtonen (protestantse scholen), tegen 31 procent op de openbare scholen.