Ware dank
Lukas 1:75
„In heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen van ons leven.”
Waarom heeft de Heere ons van het ijzeren juk van de lichamelijke en geestelijke dienstbaarheid van de tirannie in onze geschiedenis verlost? Is het niet opdat wij de Heere zouden dienen met blijdschap, in gerechtigheid en heiligheid, al de dagen van ons leven? (Lukas 1:74, 75). Waarom heeft de Heere onze vijanden voor ons aangezicht uitgeroeid en gedood? Is het niet opdat wij onze zonden zouden doden? Want het zijn geen offeranden die God behagen, dat wij met de dienaars van de Moloch onze eigen kinderen slachten en doden, of onze eerstgeborenen geven voor onze overtredingen, maar „dat wij doden onze aardse leden, namelijk hoererij, onreinheid, schandelijke bewegingen, kwade begeerlijkheid en gierigheid, welke is afgodendienst, om welke dingen de toorn Gods komt over de kinderen der ongehoorzaamheid” (Kolossensen 3:5, 6).
Wij moeten nu geen beesten meer aan de hoornen van het altaar binden om geslacht en geofferd te worden. Onze zonden moeten wij, als stotende dieren, vastmaken, doden en als een offerande voor de Heere slachten. Waarom toch heeft ons God te schande gemaakt bij degenen die ons haten? Is het niet opdat wij zouden haten wat tegen Zijn wil is? (Psalm 139:21).
Abraham van de Velde, predikant te Middelburg
(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1677)