Kerkelijke archieven liggen soms op zolders te verkruimelen
Op zolders, in kelders, in kledingkasten – kerken bewaren hun archieven soms op de vreemdste plaatsen. Twee historici luiden de alarmklok over de toestand aan de oostkust van de VS. Maar ook in Nederland gaat niet alles goed.
Onderzoekers die dicht bij het dagelijks leven van onze voorouders willen komen, kunnen zich vaak geen betere bron wensen dan de notulen van de kerkenraad. Vooral de tuchtgevallen zijn interessant: vrouwen die van toverij beschuldigd worden, dominees die dronken zijn, mannen die het mes trekken, meisjes die ongehuwd zwanger raken. De notulen laten prachtig zien hoe de kerk in het verleden mensen hielp om hun problemen op te lossen.
Dat is in de oude archieven van New England, in het noordoosten van de Verenigde Staten, niet anders dan in Nederland. Ook daar komen de persoonlijke verhalen van mensen tot leven: Sarah Blanchard betuigt spijt dat ze de kerkdienst verzuimd heeft, Sarah Wood erkent dat ze foute dingen gezegd heeft over de kinderdoop, en Joseph en Abigail Cheney doen schuldbelijdenis vanwege seks voor het huwelijk.
Die verhalen uit de vroegste geschiedenis van de Verenigde Staten moeten bewaard blijven en toegankelijk worden voor onderzoekers, vinden James Fenimore Cooper Jr. en Margaret Bendroth. In een interview met The New York Times lichtten ze vorige week toe waarom ze zo gedreven op jacht zijn naar oude archieven.
De risico’s dat boeken en papieren verloren gaan zijn groter dan ooit. Als kerken noodgedwongen moeten sluiten, is het archief vaak niet hun eerste zorg. Niemand weet soms waar de documenten blijven. Het kan ook gebeuren dat een van de ouderlingen tot op hoge leeftijd het archief in zijn eigen huis bewaart. Als hij dan overlijdt, kan de nagelaten familie zelfs besluiten om zulke kerkelijke stukken gewoon bij het oud papier te doen.
„Ik heb meegemaakt dat documenten vernietigd worden, verloren gaan, met vuil overdekt raken, of gewoon vergeten worden”, vertelt predikante Janet Leighninger aan The New York Times. „Als het financieel moeilijker wordt, en als gemeenten kleiner worden, wordt het een kwestie van: besteden we geld en aandacht aan eredienst en pastoraat, of aan het bewaren van het verleden?”
De historici Cooper en Bendroth proberen intussen kerkenraden ervan te overtuigen om de archieven –die vaak in slechte staat zijn– beschikbaar te stellen voor digitalisering en conservering. Ze richten zich daarbij vooral op de kerken van de staat Massachusetts, die voor Amerikaanse begrippen een lange historie hebben: soms wel drie eeuwen oud.
Elke zomer reizen ze van kerk naar kerk en proberen ze dominees en ouderlingen over te halen de documenten af te staan. Sommigen zijn blij met hun idee, anderen willen er niets van weten: „De papieren, zelfs als ze beschadigd zijn en de inkt vervaagd is, zijn een stukje erfgoed dat men zelf wil blijven koesteren, net als de zilveren avondmaalsbekers.”
In Nederland is de situatie overigens niet heel anders. Twee jaar geleden deed kerkhistorica dr. Joke Spaans in een lezing voor het Kerkhistorisch Gezelschap nog de dringende oproep aan haar vakgenoten om zich meer met de kerkelijke archieven bezig te houden: „Wanneer weinig mensen de kerkelijke archieven raadplegen, en de materiële cultuur van kerkelijke gemeenschappen ongebruikt in depots en op kerkzolders ligt te verstoffen, zullen de eigenaars van dat materiaal weinig aanleiding zien om geld en aandacht te steken in conservering en ontsluiting.”
Een deel van de kerkelijke archieven wordt ook in Nederland door de plaatselijke kerken bewaard. Sommige gemeenten hebben daar een goede kluis voor ingericht die voldoet aan de eisen van brandveiligheid en klimatologische omstandigheden. Bij andere gemeenten liggen de papieren te droog of te vochtig, komt er papiervraat in, of plakken de pagina’s aan elkaar.
Met de oudste archieven, van voor 1800, heeft in Nederland vooral de Protestantse Kerk in Nederland te maken. Om kerkenraden en kerkrentmeesters te helpen bij het bewaren van het archief is de brochure ”Beheer van het kerkelijk archief” op internet gezet. Daarin wordt lichtelijk aanbevolen om plaatselijke archieven in bewaring te geven bij openbare archiefbewaarplaatsen.
Maar zelfs dan kan het nog misgaan, stelde Spaans in haar eerdergenoemde lezing. „De openbare archiefbewaarplaatsen bewaren dat materiaal wel netjes, maar zijn doorgaans niet de eigenaar, zodat ze ook niet verantwoordelijk zijn voor inventarisering, beschrijving, conservering en restauratie. Ik heb met eigen ogen gezien hoe het archief van de classis Loppersum (…) vanwege vochtschade ligt te verkruimelen in het Gronings archief.”
In de Verenigde Staten streven de onderzoekers ernaar de oude archieven op te slaan in de Congregational Library in Boston. Daar wordt ook de digitalisering van de oude documenten verzorgd. Van over de hele wereld kunnen historici zodoende de vruchten plukken van het werk waarmee Cooper en Bendroth hun zomervakantie vullen.