Artsen, hoogleraren, geestelijken. In Fort VII, het eerste nazikamp dat de Duitsers in 1939 in Polen oprichtten, vonden ze de dood. Een bezoek aan het vergeten concentratiekamp van Poznan. ”Dit was de dodentrap”, zegt een gids, wijzend naar een stenen trap met zo’n veertig treden op het buitenterrein van Fort VII. Even is hij stil, om dan uiteen te zetten dat de nazi’s hier in de Tweede Wereldoorlog Poolse gevangenen met zware bepakking op en neer lieten rennen óf hen herhaaldelijk hardhandig naar beneden gooiden.
De woorden van de gids echoën lang na, tijdens een wandeling over het terrein van Fort VII. Het is op deze warme zomerdag stil in het tot museum omgebouwde kamp, 5 kilometer buiten het centrum van de West-Poolse stad Poznan. Alleen het fluiten van vogels en het ruisen van een zachte wind is hoorbaar. Er loopt een handjevol bezoekers rond.
„Fort VII is een vergeten concentratiekamp”, zegt Wojtek Mania van de plaatselijke toeristenorganisatie. „Mensen kennen Auschwitz, maar van Poznan hebben de meesten nooit gehoord.” Hij legt uit dat het vestingwerk deel uitmaakt van een reeks van achttien forten die in de tweede helft van de 19e eeuw rond Poznan –toen nog Posen geheten– werden gebouwd.
In oktober 1939 namen de Duitsers Fort VII in bezit. ”Konzentrationslager Polen” staat er met grote letters boven de ingang van een bunker bij de entree. Op de grasvlakte erboven prijkt een kruis. Ongeveer de helft van het complex is ingericht als Museum van de Martelaren van Wielkopolska (Groot-Polen).
Lutherse predikant
De nazi’s stelden zich als doel de Poolse elite in het Wielkopolska, waarvan Poznan de hoofdstad is, uit te roeien. Ze verzamelden al voor de Duitse inval in Polen de namen van hoger opgeleiden zoals artsen, docenten en hoogleraren. Nadat de Duitsers Fort VII in bezit hadden genomen, werd de intellectuele bovenlaag van de bevolking, die soms ook politiek actief was, opgepakt en vermoord.
In de koele bunkers komt de afschrikwekkende geschiedenis tot leven. Een kunstwerk toont acht personen die –de handen op het hoofd– met hun gezicht tegen de dodenmuur staan. Op de wanden prijken namen van Polen die hier zijn neergeschoten. Abraham. Jozef. Piotr. Feliks. Stefan. Jan. Antoni.
Vitrines zijn gevuld met talloze foto’s, officiële documenten en persoonlijke bezittingen. Een kaartspel, een ketting met een kruis, een houten klomp. Tussen de foto’s prijkt onder meer het portret van Gustawa Manitiusa, destijds luthers predikant in Poznan, die hier in 1940 door de nazi’s werd omgebracht. En van Indeks Wladyslawa, rector van een universiteit. Hij werd in 1942 gefusilleerd.
Hoewel de intellectuele elite aanvankelijk de belangrijkste doelgroep was, transporteerden de nazi’s ook anderen naar Fort VII. Zo werden ongeveer 400 psychiatrische patiënten in Bunker 17 –een primitieve gaskamer– omgebracht. „Dit is de oudst bekende plek waar mensen werden vergast”, zegt Leszek Wrobel, medewerker van het museum.
Bevalling
Wrobel kent veel verhalen achter de foto’s en documenten die zijn tentoongesteld. Hij spreekt alleen Pools, maar met hulp van de Engelssprekende gids Wojtek Mania van de lokale toeristenorganisatie toont hij zich graag bereid tot een toelichting, bijvoorbeeld over de omgebrachte verzetslieden.
Een vitrine toont een portretfoto van Franciszek Witaszek, die op 8 januari 1943 in het kamp werd opgehangen. Wrobel: „Hij organiseerde het verzet in Poznan.” Foto’s tonen de gezichten van veertien leden van zijn verzetsgroep –mannen én vrouwen– die hier eveneens de dood vonden. Eén lid van de groep, Marian Schlegel, wist aan het kamp te ontsnappen. „Hij is de enige gevangene die Fort VII wist te ontvluchten. Wegkomen was bijna onmogelijk. Voor elke vier gevangenen was er één bewaker.”
Vrouwen vormden met in totaal enkele tientallen in het kamp een kleine minderheid, zegt Wrobel. Drie van de dertig cellen waren voor hen gereserveerd. Een enkele keer werd er een zwangere vrouw gevangengezet. „Bij de bevalling ging ze naar het ziekenhuis en de volgende dag kwam ze hier terug. Het kind ging soms naar familie, als die bekend was, of werd ter adoptie aangeboden”, legt Wrobel uit.
„Zeker in het begin was dit een dodenkamp. Wie hier binnenkwam, ging niet levend naar buiten. Later werd het meer een doorgangskamp”, zegt Wrobel. Hij toont een plek waar mensen aan de voeten werden opgehangen, waarna ze met hun hoofd tegen stenen blokken werden geslingerd tot ze het leven lieten. In een volgende barak stierven gevangenen door verstikking. „Ze werden opgehangen aan een touw dat zo hoog werd gespannen dat ze nog net op hun tenen konden staan. Als ze moe werden, hielden ze dat niet vol en stierven ze”, zo licht Wrobel de wrede nazipraktijken toe.
Bedden en grote zwart-witfoto’s op wit doek vullen de voormalige ziekenboeg, een ruimte van 20 vierkante meter waar soms meer dan honderd gevangenen verbleven. Wrobel: „Elke ochtend ging de deur open. Dan werden de doden eruit gesleept en gingen de nieuwe zieken naar binnen.”
Epidemie
In Fort VII werden ook nazi’s opgeleid. „Het was een experimenteel kamp waar stafleden voor andere vernietigingskampen werden getraind”, aldus Wrobel. Een van de barakken belicht diverse andere concentratiekampen, zoals Ravensbrück, Mauthausen, Sachsenhausen, Buchenwald en Auschwitz.
In de oorlog zouden in totaal 45.000 mensen in Fort VII heb- ben vastgezeten. De schattingen van het aantal dat hier werd gedood, lopen uiteen van 4500 tot 18.000. Op de enige dodenlijst van de nazi’s die na de oorlog werd gevonden, staan slechts 479 namen; het jongste slachtoffer was 16 jaar. Vaststaat dat het aantal omgekomen Polen –en een klein aantal mensen uit andere landen– veel hoger lag. Niet altijd was de doodsoorzaak bekend, mede omdat enkele malen een tyfusepidemie vele slachtoffers eiste.
Wrobel spreekt van „extreem slechte omstandigheden” waaronder de gevangenen verbleven in Fort VII, dat met 2000 tot 2500 personen geregeld „flink overbevolkt” was. Op 28 april 1944 werd het op last van SS-voorman Heinrich Himmler gesloten. De laatste gevangenen gingen naar een ander kamp, ten zuiden van Poznan: Zabikowo.
Vrouwen uit de stad werden door de nazi’s gesommeerd bloedsporen uit de bunkers van Fort VII te verwijderen. Nog een klein jaar functioneerde de locatie daarna als fabriek waar radiostations voor vliegtuigen werden geproduceerd.
Herdenkingen
Overlevenden van het oudste Poolse concentratiekamp waren er volgens Wrobel na de oorlog nauwelijks. Vrijwel elke gevangene die niet in Poznan omkwam, werd naar een ander nazikamp getransporteerd waar hij voor de bevrijding alsnog de dood vond.
Jaarlijks hebben er in Kamp VII diverse herdenkingen plaats. Zo beleggen universiteiten van Poznan op 6 januari een ceremonie in het vroegere concentratiekamp en komen Poolse scouts er op 20 februari bijeen. Op deze data waarop een of meer belangrijke vertegenwoordigers van hun groep hier werden omgebracht, houden zij van jaar tot jaar de herinnering aan de verschrikkingen van Fort VII levend.
Museum Fort VII
Fort VII te Poznan was het eerste concentratiekamp van de nazi’s op Poolse grond. Het ligt enkele kilometers buiten de West-Poolse stad. Van oktober 1939 tot april 1944 diende het als vernietigingskamp, Gestapogevangenis en doorgangskamp. Tegenwoordig is een deel van de bunkers ingericht als gedenkplaats en Museum van de Martelaren van de Bewoners van Wielkopolska (Groot-Polen).
Het museum belicht vooral de geschiedenis van Fort VII tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook bieden enkele bunkers algemene informatie over bijvoorbeeld diverse concentratiekampen elders en de pseudowetenschap waarvan Hitler zich bediende om te komen tot een menselijk superras.
De website van het museum biedt alleen informatie in het Pools. In het museum zelf is een beperkt deel van de toelichting op de vaste expositie in het Engels vertaald. Intussen vertellen barakken met stapelbedden, koffers, foto’s en namenlijsten van slachtoffers hun eigen verhaal. Ook is het mogelijk met een Engelssprekende gids een stadsrondleiding te volgen, inclusief een bezoek aan Fort VII.
www.muzeumniepodleglosci.poznan.pl/index (alleen Poolstalig) www.poznan.travel/en www.poznan.pl/mim/cim/en/