Nieuwe studie: religieuze overtuigingen al op 6-jarige leeftijd gevormd
Al op 5- of 6-jarige leeftijd hebben kinderen voor zichzelf besloten of zij geloven dat God handelend optreedt in deze wereld of dat het universum een gesloten systeem is van natuurlijke oorzaken en gevolgen. Dat valt volgens Baptist Press, de nieuwsdienst van de Zuidelijke Baptisten in de Verenigde Staten, af te leiden uit de resultaten van een nieuwe studie.
Het onderzoek, gepubliceerd in het julinummer van het tijdschrift Cognitive Science, werd uitgevoerd door wetenschappers verbonden aan Boston University, Harvard en de Hong Kong University of Science and Technology. Kathleen H. Corriveau, Eva E. Chen en Paul L. Harris legden kinderen van 5 en 6 jaar een aantal verhalen voor. Zij vroegen hun aan te geven of de hoofdpersonen echte of fictieve personen waren en vervolgens waarom zij dit dachten.
Sommige verhalen in het onderzoek waren ontleend aan de Bijbel en omvatten wonderlijke gebeurtenissen die het gevolg waren van goddelijk handelen – hoewel sommige Bijbelse details erin niet klopten. Een tweede reeks verhalen, door de onderzoekers aangeduid als ”fantasie” (fantastical), waren ‘herzieningen’ van dezelfde Bijbelse geschiedenissen. Hieruit waren alle verwijzingen naar goddelijke interventie verwijderd; de bovennatuurlijke gebeurtenissen werden nu gepresenteerd als magie. Uit de derde groep verhalen, onder de noemer ”realistisch”, waren ook de bovennatuurlijke elementen verdwenen en vervangen door gebeurtenissen waarvan het aannemelijk was dat ze het gevolg waren van menselijk handelen.
Om een voorbeeld te noemen, aldus Baptist Press: de kinderen kregen een –aangepaste– versie van de Bijbelse geschiedenis van David en Goliath voorgelegd, een fantasieversie waarin David Goliath doodt met behulp van een magische steen en als derde een „realistische” versie waarin David ziet dat Goliaths hoofd niet beschermd is en zich om díé reden daarop richt.
Echt
Het is niet verbazend, schrijft de nieuwsdienst, dat de kinderen die een kerk, kerkelijke school of beide bezochten, de Bijbelse hoofdpersonen eerder als ”echt” zagen dan de kinderen die nooit een kerk of kerkelijke school vanbinnen zagen. „Minder voor de hand liggend is dat de eerstgenoemde groep kinderen ook de hoofdpersonen in versie 2, de fantasieversie, vaker als echt beschouwde dan de seculiere groep.” Alle kinderen typeerden wel de „realistische” hoofdpersonen als echt.
Breder begrip
De onderzoekers probeerden er vervolgens ook achter te komen waaróm de kinderen die christelijk onderwijs ontvingen de „religieuze en fantasieverhalen” eerder als echt interpreteerden dan zij die dat niet kregen. Ditmaal lieten zij de kinderen een reeks „bovennatuurlijke” verhalen lezen, waarbij alle namen zo waren veranderd dat ze niet herkenbaar waren als personen uit de Bijbel en sommige verhalen niet in de Bijbel voorkwamen.
Ook nu bleek, schrijft Baptist Press, dat „religieuze kinderen” eerder dan „seculiere kinderen” bij de hoofdpersonen in de verhalen de optie ”echt” aankruisten, of de gebeurtenissen nu waren gepresenteerd als magisch of zonder verwijzing naar magie of iets goddelijks. De seculiere kinderen zagen alle personen in de verhalen als fictief.
De onderzoekers stellen vast dat dit verschil in uitkomst niet toe te schrijven valt aan het feit dat religieuze kinderen vertrouwd zijn met de Bijbelse geschiedenissen of dat zij „geneigd zijn om in magie te geloven.” Volgens hen is het eerder zo dat kinderen met een godsdienstige achtergrond „een breder begrip hebben van gebeurtenissen die zouden kúnnen plaatshebben” omdat zij hebben geleerd dat goddelijk handelen „gewone causale wetmatigheden kan doorkruisen.”
Overtuiging
Met andere woorden, aldus Baptist Press: „op 6-jarige leeftijd hebben kinderen zich al een overtuiging gevormd als het gaat om de vraag of God al dan niet handelend optreedt in de wereld, en zij interpreteren wat zij zien op basis van die overtuiging.”
De nieuwsdienst van de Zuidelijke Baptisten –het grootste protestantse kerkgenootschap in de VS– noemt de resultaten van dit „seculiere” onderzoek „ironisch genoeg” een „onderstreping van het belang van christelijk onderwijs („training”) voor kinderen. Dat onderwijs moet thuis beginnen en in de kerk verder gaan.”