„Pastoraat belangrijk bij levensmoeheid”
Het publieke debat is sterk gericht op zelfdoding met hulp van een arts als mogelijkheid bij levensmoeheid. Daardoor dreigt een belangrijke vraag op de achtergrond te raken: Hoe kan iemand die levensmoe is, geholpen worden als hij wél wil wachten op een natuurlijk levenseinde? Met deze vraag in het achterhoofd schreven vijf deskundigen onder verantwoordelijkheid van de SoW-kerken de brochure ”Levensmoe”.
De handreiking is samengesteld onder verantwoordelijkheid van de SoW-werkgroep ”Pastoraat en Gezondheidszorg”. Hoogbejaarden die levensmoe zijn, kiezen om emotionele redenen en veelal ook vanuit hun geloofsovertuiging niet voor zelfdoding, zo staat in de brochure te lezen. Maar het langdurige wachten op het einde valt hun erg zwaar. Zij hebben dan grote behoefte aan persoonlijke aandacht. Om deze redenen is de handreiking gericht op het nabij zijn en het actief begeleiden van in het bijzonder deze groep ouderen. De brochure is vooral bedoeld voor pastoraal werkenden in gemeenten en zorginstellingen.
De handreiking beschouwt euthanasie en zelfdoding niet als ethisch verantwoorde opties wanneer iemand levensmoe is. Dit standpunt is, zo vermeldt de inleiding, gebaseerd op de interpretatie van de Bijbel en de christelijke traditie. Met het schrijven geven de auteurs het signaal af dat het geloof en de gezamenlijke geloofsbeleving nog steeds de bronnen zijn waaruit veel levensmoede ouderen nieuwe levensmoed putten.
Bij levensmoeheid op hoge leeftijd heeft een oudere het gevoel dat langer leven geen zin meer heeft, dat hij of zij „klaar is met leven.” Een slopende ziekte, angsten of depressies kunnen aan de basis van dit gevoel liggen, maar dat hoeft niet; lichamelijk en psychisch lijden kan zelfs afwezig zijn. Soms bepalen de leefomstandigheden het lijden, zoals vereenzaming, verveling, het niet meer in staat zijn te communiceren en vergaande afhankelijkheid. Ook verafschuwen veel hoogbejaarden een leven tussen andere hoogbejaarden, vooral wanneer die psychisch minder vitaal zijn.
Levensmoeheid gaat vaak, maar niet altijd, gepaard met de wens spoedig te sterven. Niet vanwege een verlangen naar de dood, maar vanwege de last van het leven.
De gevoelens van levensmoede ouderen hangen ook samen met politieke en maatschappelijke omstandigheden. Als eerste noemt de brochure het verschijnsel dat mensen in onze moderne tijd zo lang kunnen leven, door hygiëne en een hoge levensstandaard, dat het wordt ervaren als te lang. Aan bod komt ook de negatieve beeldvorming rondom ouderen, evenals het feit dat er voor ouderen veel verloren is gegaan. Zij hebben geen contact meer met collega’s, vrienden zijn overleden en kinderen kunnen hen door de hoge werkdruk niet frequent bezoeken.
Door de discussie over euthanasie en zelfdoding als mogelijke keuze bij levensmoeheid zijn veel levensmoede ouderen gaan twijfelen aan de „vanzelfsprekendheid” dat het niet toegestaan is een einde aan het leven te maken. Zij kunnen daarom meer dan ooit behoefte hebben aan houvast aan de Bijbel.
De auteurs vragen zich af hoe het komt dat in onze cultuur mensen hoe dan ook een einde aan hun lijden willen maken, desnoods door zelfdoding. „Christenen hebben door de eeuwen heen hun lijden ervaren als een delen in het lijden van Christus en zij putten daaruit moed en hoop.”
De brochure geeft praktische handreikingen voor het aangaan van een gesprek met mensen die „klaar zijn met leven.” Sommige mensen worstelen met de vraag: Mag ik wel zeggen dat ik mijn leven als afgerond ervaar? „Bijbelse teksten geven aan dat het niet vreemd of ongeoorloofd is dat iemand zegt verzadigd te zijn van het leven en zegt te snakken naar het einde. Het is een besef dat zelfs bij de groten in het Koninkrijk van God voorkwam. Zij brachten het ook tot uitdrukking ten overstaan van de Eeuwige. Deze teksten wijzen eveneens een weg uit de leegte van een levensmoe bestaan. Elia krijgt te horen dat hij op moet staan en hij krijgt de zekerheid dat hij niet alleen is.”
Met deze voorbeelden en getuigenissen is het volgens de brochure mogelijk levensmoeheid om te buigen in nieuwe hoop en houvast. In de handreiking staat verder dat het voeren van een gesprek bij een open Bijbel de aanwezigheid opent van „de Derde in het gesprek.” De brochure wijst erop dat ook het gebed een zinvolle en troostende functie kan vervullen.
Concrete handreikingen om de oudere te helpen zijn: het zoeken van sociale netwerken, dagbesteding en contact met lotgenoten. Het gaat erom de pastorant weer als mens tussen de anderen te plaatsen.
Als zelfdoding toch aan de orde komt, adviseren de deskundigen de pastor dicht bij de levensmoede mens en zijn familie te blijven. Ook als hij zelfdoding zelf ethisch niet verantwoord acht. Hij zal het ontstane spanningsveld moeten erkennen en verduidelijken. „Dat verhelderen moet niet beperkt blijven tot de morele dilemma’s. Het kan en moet ook gericht zijn op de uitwegen naar het leven toe, op bemoediging van de pastorant om het leven vol te houden. Hij kan God daarvoor om nieuwe krachten vragen.”
De brochure stelt duidelijk „dat de pastor zich steeds verre zal moeten houden van enige hulp of advies bij de voorbereiding en uitvoering van euthanasie of (hulp bij) zelfdoding. Hij moet zich ook hoeden voor het wekken van die indruk.”
Wanneer een levensmoede pastorant toch overgaat tot zelfdoding past ons geen oordeel, vinden de auteurs. „Anders dan soms in de christelijke traditie gebeurt, is er geen reden om bij zelfdoding te spreken in termen van onvergeeflijke zonde. Gods vergeving is nooit te klein voor het menselijk handelen. Maar vergeving heft een morele richtlijn niet op.”
De auteurs van de handreiking zijn ds. G. J. Bouwmeester en drs. G. H. J. Gerelings, beiden geestelijk verzorger, verpleegkundige mw. C. M. Vromans, dr. Th. A. Boer, docent christelijke ethiek aan de Universiteit Utrecht, en drs. W. Golsteijn, voormalig verpleeghuisarts. Zij maakten gebruik van literatuur van onder meer Nel Benschop, dr. H. M. Kuitert, Henri J. M. Nouwen, Huub Oosterhuis en dr. W. H. Velema.