„Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht ge­geven kinderen Gods te worden.”

Houdt u uzelf zo veel mogelijk bezig met het onderzoek van Gods Woord en met die waarheden die uw eeuwig heil betreffen. Leest zulke boeken vooral –die tot ontdekking, opwekking en besturing voor u zijn– over bekering, weder­geboorte en geloof. Waarheden die men moet onder­vinden. God werkt ook onder het lezen, zoals het de kamerling gebeurde (Hand. 8).

Voegt u bij het gezelschap van de godzaligen, zo veel mogelijk, zonder verwaarlozing van uw beroep waarin God u in stelt. Maar het is niet hetzelfde bij wie u uzelf voegt. Daar zijn er velen, die wel een gedaante van god­zaligheid vertonen, maar de kracht daarvan niet kennen, die gerust en zorgeloos leven en wel van het christendom kunnen spreken, maar het niet ervaren. Indien u met zulke mensen verkeert, kan dat zeer nadelig zijn. Het kan u in het vooroordeel stijven dat de wereld heeft, namelijk dat het maar geveinsden zijn. Dit om u zorgeloos te maken, alsof een uitwendige godsdienst genoeg is.

Voegt u bij de verstandigste, eerste en geoefendste christenen, die in staat zijn om u naar het Woord van God te raden. Tot waarschuwing zeg ik: al is het dat u in zulke mensen gebreken ontdekt, laat dat u niet stoten. Bedenk dat de besten van Gods kinderen met verdorvenheden worstelen. Zie liever op de genaden die zij bezitten, om daardoor tot jaloersheid verwekt te worden.

Petrus Immens,
predikant te Middelburg

(”De godvruchtige 
avondmaalganger”, 1752)