Bremer ireniek was geen succes
De Bremer ireniek heeft rond Dordrecht gefaald, reageert drs. Pieter Rouwendal op de dissertatie van Leo van Santen.
Als gereformeerde enclave in het overwegend lutherse Duitsland had de stad Bremen geen behoefte aan het op de spits drijven van verschillen. Wel aan gematigdheid en tolerantie, ofwel aan een irenische (vredelievende) theologie. Met hun optreden op de synode van Dordrecht in 1618-1619 maakten de Bremer theologen echter geen vreedzame indruk. ”Irenisch” was in hun geval vooral een aanduiding van het politieke doel waarmee theologie bedreven werd.
Dat bracht mij bij de vraag wat de Bremer afgevaardigden eigenlijk in Dordrecht bedreven: theologie of politiek? De kwestie van de reikwijdte van Christus’ offer leent zich er goed voor om dit na te gaan, omdat dit eind zestiende eeuw een uitgesproken meningsverschil was geworden tussen de gereformeerde Beza en de lutherse Andreae.
Eeuwenlang was de algemeen aanvaarde formule geweest dat Christus genoegzaam gestorven is voor alle mensen, maar krachtdadig alleen voor de uitverkorenen. Volgens Beza was het echter niet Christus’ bedoeling om met Zijn dood alle mensen zalig te maken, maar alleen de uitverkorenen. Daarom kon volgens hem niet gezegd worden dat Hij voor allen gestorven was, ook niet genoegzaam. Beza wraakte vooral het woord ”voor” (pro). In vrij korte tijd werd zijn opvatting min of meer gemeengoed onder veel gereformeerden in Europa. Andreae en de luthersen hielden eraan vast dat Christus voor allen gestorven was en dat dit ook Zijn bedoeling was.
De gereformeerde theologen uit Bremen, die de luthersen niet voor het hoofd wilden stoten en tegelijk hun gereformeerde broeders niet van zich wilden vervreemden, hadden een moeilijkheid. Ze konden enerzijds niet zonder meer Beza volgen, want dan kregen ze in hun vaderland ruzie met de lutheranen. Anderzijds konden ze niet meer zomaar stellen dat Christus voor iedereen gestorven is, want dan kregen ze internationaal een aantal gereformeerden tegen zich. Beide opties waren politiek gezien onwenselijk.
Welke lijn hebben de Bremer theologen op de Dordtse synode aangehouden? Prevaleerde daarin politiek of theologie?
Alle mensen
Volgens afgevaardigde Martinius was Christus voor alle mensen gestorven. Hij koos dus partij voor de lutherse Andreae. De genade die Christus voor alle mensen heeft verdiend, was vergeving van zonden onder een voorwaarde die van de mens afhangt, namelijk de conditie van geloof. Dat geloof heeft Christus niet voor iedereen verdiend, maar voor de verkorenen alleen. Kortom, de toepassing van Christus’ dood strekt zich minder ver uit dan de verdienste ervan.
Martinius’ collega Iselburg nam onomwonden afstand van hem. Hij koos de zijde van Beza. Iselburg ontkende dat Christus voor alle mensen gestorven is, en ook dat God een voorwaardelijk besluit genomen heeft waarvan de uitvoering van de mens afhangt. Ook benadrukt hij dat het verwerven en de toepassing van de verzoening zich even ver uitstrekken. Volgens Iselburg heeft God Christus tot Middelaar geordineerd met het doel om de verkorenen zalig te maken. Daarmee laat hij merken liever vrede met de gereformeerden te houden dan met de lutheranen, of zelfs met zijn collega Martinius. Zijn oordeel staat van de drie Bremers het dichtst bij de uiteindelijke Dordtse Leerregels over het tweede artikel.
Het derde oordeel uit Bremen was van Crocius. Hij is het kortst van stof. Crocius zit heel dicht bij Martinius en benadrukt het algemene aspect van Christus’ dood, maar uitgerekend het voor Beza cruciale woord ”pro” (voor) gebruikt hij, heel tactisch, niet in combinatie met ”alle mensen”. Crocius probeert daadwerkelijk de kool en de geit te sparen.
Martinius en Iselburg hebben duidelijk elk een andere zijde gekozen. Bij hen was de theologische overtuiging op dit punt sterker dan hun politieke doel. Bij Crocius is zijn middenpositie wellicht meer politiek ingegeven.
Falen
In Dordrecht heeft het irenische streven van de Bremer theologen gefaald in meerdere opzichten. Collegiaal was er geen vrede; men bracht met elkaar strijdige standpunten naar voren. Op een gegeven moment weigerde men zelfs aanwezig te zijn als een ander een redevoering hield. De strijdbare theologen in Martinius, Iselburg en Crocius hebben het gewonnen van de irenische politici.
Met betrekking tot de remonstranten heeft de irenische houding ook gefaald: die werden ondanks de toegeeflijke houding van de Bremers weggezonden. Met betrekking tot de internationale verhoudingen was er eveneens sprake van falen: Bremen kwam door die toegeeflijke houding in een verdachte hoek te staan.
Ten slotte faalden Martinius en Crocius er na Dordt in hun typische Bremer standpunt over te dragen. De grootste theoloog die Bremen heeft voortgebracht, Johannes Coccejus, nam later uitgebreid en kritisch afstand van de mening van zijn leermeesters, overigens zonder hen bij name te noemen. Hij erkende daarmee dat de Bremer opstelling in Dordrecht met betrekking tot artikel twee van de Dordtse Leerregels de vrede niet gediend heeft.
De auteur is theoloog en uitgever. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij vrijdag hield op een symposium in Amsterdam ter gelegenheid van de promotie van dr. Leo van Santen op zijn proefschrift over ”Bremen als brandpunt van gereformeerde ireniek”.