Lichte afname eed teken van doorgaande secularisatie
APELDOORN. Van de in maart gekozen raadsleden legde zo’n 43 procent bij de installatie in de gemeenteraad de eed af. Dat is iets minder dan vier jaar geleden, toen nog 45 procent van de lokale volksvertegenwoordigers de eed aflegden. Hoe is deze lichte verschuiving te duiden?
Vooropgesteld: het verschil tussen 2010 en 2014 is niet wereldschokkend. De 2 procent komt neer op iets minder dan 200 –op een totaalaantal van circa 9000– raadsleden die de belofte verkiezen boven het afleggen van de eed. Toch is het te gemakkelijk om te zeggen dat zo’n lichte verschuiving helemaal niets voorstelt. De ontwikkeling past in een breder plaatje, namelijk dat de Nederlandse samenleving langzaam maar zeker seculariseert.
De eerste vraag die naar boven komt, is of de afname toegeschreven kan worden aan zetelverlies van christelijke partijen. Het antwoord is nee. In de gemeenteraden komen 2157 raadsleden van de drie grootste christelijke partijen –CDA, ChristenUnie en SGP. Dat zijn er 15 meer dan in 2010. Tel daarbij de ongeveer 15 zetels van lokale christelijke partijen –een lichte afname ten opzichte van vier jaar geleden– bij op, dan kunnen we concluderen dat het aantal christelijke raadszetels grosso modo hetzelfde is gebleven.
Toch is er wel iets aan de hand binnen de christelijke partijen als het gaat om het afleggen van de eed, dan wel de belofte. Leggen we de cijfers van 2010 en 2014 naast elkaar, dan blijkt dat het binnen het CDA langzaam maar zeker minder gebruikelijk wordt om de eed af te leggen. Koos in 2010 nog maar 8 procent van de CDA’ers voor de belofte; in 2014 is dat percentage gegroeid naar 10.
Die verschuiving past bij een partij die zich niet exclusief christelijk noemt. Deels komt het ook doordat jongere raadsleden de plaats innemen van de oudere generatie. Voor oudere christelijke raadsleden was de relatie tussen hun geloof en het afleggen van de eed duidelijker dan bij jongere.
Opvallend is verder dat het vooral voor CDA-raadsleden in de wat grotere steden minder gebruikelijk is om de eed af te leggen. Zo kozen in Enschede alle vijf de CDA’ers voor de belofte. In Haarlem alle vier. Mogelijk is dat te verklaren doordat steden in processen zoals secularisatie vaak vooroplopen.
Bij ChristenUnie en SGP blijft het afleggen van de eed door raadsleden wel de norm.
Een vergelijkbare verschuiving als bij het CDA tekent zich af bij vrijwel alle andere partijen. Ook bij die partijen ligt het percentage eedafleggers iets lager dan vier jaar geleden.
Net als in 2010 blijft de SP de partij met de minste leden die de eed afleggen, hoewel het verschil met GroenLinks minimaal is (11,16 om 11,59 procent). Wel is opvallend dat de SP de enige partij is waarin het percentage raadsleden dat de eed aflegt een stijgende lijn laat zien. In 2010 koos slechts 9 procent van de SP’ers voor de eed.
Waardoor dat komt, is niet duidelijk. Het is bekend dat er christenen zijn die sympathie koesteren voor de sociale agenda van deze partij. Zo zei het gereformeerd vrijgemaakte SP-Kamerlid Tjitske Siderius vorig jaar in deze krant dat de SP voor haar „de partij is die Bijbelse waarden als gelijkwaardigheid en omkijken naar je naaste het beste van een politieke vertaling voorziet.” Zeker ook omdat de sociale agenda –gelet op het gegeven dat gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor werk, zorg en jeugd– steeds belangrijker wordt, moet een lichte toename van het aantal christenen binnen deze partij niet helemaal worden uitgesloten.
Het bekende Chinese gezegde dat voorspellen moeilijk is, zeker als het de toekomst betreft, blijkt zeker waar als het gaat om de houdbaarheid van de eed. Als de eerder genoemde stijging van 2 procent in dit tempo doorzet, legt over 25 jaar minder dan een derde van de raadsleden de belofte af. Over dat tempo valt echter niets te zeggen, want cijfers van het tijdperk vóór 2010 ontbreken.
Wel is duidelijk dat toen christelijke partijen tot in de jaren zestig van de vorige eeuw getalsmatig de overhand hadden de meerderheid van de raadsleden de eed aflegden.