”Verklarende weergave” over verbond, beloften, prediking
De synode van de Gereformeerde Gemeenten heeft woensdag een „verklarende weergave” besproken waarin zij uitspreekt wat ten aanzien van verbond, beloften en prediking binnen de gemeenten altijd is geleerd en nog wordt geleerd.
De synode had in september vorig jaar gevraagd om een verantwoording van haar leeropvattingen aangezien er, naar het oordeel van de particuliere synode Noord West, publicaties waren verschenen die verwarring hadden veroorzaakt. De synode vroeg het moderamen een definitieve publicatie in vereenvoudigde vorm over deze materie verzorgen.
Uitvoerig besprak de vergadering een door het moderamen gepresenteerd eerste voorstel voor een verklarende weergave. Deze weergave „is een verwoording van hetgeen op grond van Gods Woord en de gereformeerde belijdenisgeschriften binnen de Gereformeerde Gemeenten geleerd wordt omtrent verbond, beloften en prediking.” Het moderamen zag het als een deel van zijn opdracht om de samenhang aan te tonen tussen de leeruitspraken van 1931 en de synodale rapporten uit 1971, 1977 en 1986. Tijdens de septemberzitting had de synodepreses, ds. J. J. van Eckeveld, reeds aangegeven dat het moderamen geen enkele behoefte had om die leeruitspraken te veranderen of te herformuleren.
De zes leeruitspraken uit 1931 bevatten, gelegd naast de gereformeerde belijdenisgeschriften, volgens de verklarende weergave niet iets nieuws. „Zij staan geheel in de lijn van onder meer de Dordtse Leerregels, de Westminster Confessie en de Westminster Grote en Kleine Catechismus. Niemand mag dan ook stellen dat de leeruitspraken van 1931 zijn bedoeld als een extra belijdenisgeschrift. Een kerk mag haar geloofsleer verduidelijken wanneer de tijdsomstandigheden daartoe aanleiding geven.” De rapporten uit 1971, 1977 en 1986 zijn met die uit 1931 volgens de publicatie duidelijk in overeenstemming.
Het wezen van het genadeverbond omvat de uitverkorenen, zo blijkt uit de notitie. „Maar de bediening van het genadeverbond omvat veel meer mensen. Aan allen die onder de bediening van het genadeverbond leven, zijn de woorden Gods toebetrouwd. Tot allen komt de welmenende aanbieding van Gods genade. Christus leert nadrukkelijk dat niemand in het Koninkrijk Gods kan ingaan, tenzij dat hij wederom geboren wordt. Door wedergeboorte krijgt een mens deel aan het wezen van het genadeverbond. Alle gedoopten zijn in Christus geheiligd en staan dus in een uitwendige betrekking tot het genadeverbond. Maar zij hebben allen nodig in Christus ingelijfd te worden”, zoals ook in het doopsformulier verwoord is.
Ouderling G. D. Pas (Gouda) vroeg het moderamen in de toekomstige brochure nadrukkelijk concreet te antwoorden op publicaties die verwarring hebben veroorzaakt. „De kern van het bevindelijke leven ligt onder vuur. Laten we een krachtig getuigenis geven. Laten we de moed hebben om te onderbouwen dat onze leeropvattingen op één lijn liggen met het spreken van Calvijn over tweeërlei kinderen des verbonds en dus niet fundamenteel afwijken van Calvijn. Het zijn juist onze beschuldigers die van Calvijn afwijken.”
Opgemerkt werd dat de publicaties van prof. Blaauwendraat een spoor van verwarring hebben getrokken. „Leren wij nu echt een smalstroom als het gaat om het verbond en leerde Calvijn een breedstroom? Laat het moderamen op de actuele verwijten weerleggend ingaan”, aldus ds. A. Moerkerken.
Ds. Van Eckeveld: „Onze leer, die wel een smalstroom wordt genoemd, vind je helemaal terug in de Westminster Confessie. De zogenaamde smalstroom vindt kennelijk wereldwijd alle steun in het meest breed geaccepteerde belijdenisgeschrift.”
Het moderamen zegde een uitgave toe waarin de gemaakte opmerkingen zullen zijn verwerkt. Ds. Van Eckeveld zei daarin ook oog te zullen hebben voor pastorale vragen die er op dit gebied merkbaar leven. De vergadering gaf het moderamen daartoe het mandaat.