Kennis
Jesaja 53:11
„Door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken.”
Kennis door het geloof is nodig, want men kan geen waarheid toestemmen of omhelzen en daarmee betamelijk werkzaam zijn, tenzij men die eerst goed kent. Men moet kennen enige dingen omtrent zichzelf, enige omtrent de Middelaar van behoud, enige omtrent het middel waardoor men aan die Middelaar deelkrijgt, en enige omtrent de verplichtingen die op een ziel liggen tot heiligheid. In die waarheden ligt opgesloten de kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. Deze waarheden nu moet iemand die geloven zal kennen, in mindere of meerdere mate.
Maar alle kennis is niet genoeg. Er is onderscheid tussen kennen en kennen, zoals een natuurlijk mens die waarheden bevat, of zoals een ziel die beschouwt door het ontdekkend licht van de Geest. De één kent alleen de woorden en de uitwendige schors der waarheden, omdat hij het zo geleerd heeft, maar hij dringt nooit tot de pit en het merg daarvan door. Een ander kent ook de zaken, met de woorden, en dringt tot in het allerinnigste door, omdat hij het dadelijk gevoelt. De één kent ze zonder de minste aandoening. Hij ziet zijn ellende, maar zonder verlegenheid, schaamte en droefheid daarover.
Maar die waarlijk gelooft, kent de waarheden met aandoening, met indruk; hij ziet zijn ellende met gevoel, met verlegenheid; hij beschouwt Christus als de enige Weg ter zaligheid, met uitgaande begeerten om aan Hem deel te hebben.
Petrus Immens, predikant te Middelburg
(”De godvruchtige avondmaalganger”, 1752)