Sharon betreurt Arafat niet te hebben gedood
De Israëlische premier Ariel Sharon betreurt het dat hij de Palestijnse leider Yasser Arafat begin jaren tachtig niet in Libanon om het leven heeft kunnen brengen.
Sharon zegt dit in een donderdag door het dagblad Ma’ariv gepubliceerd samengevat vraaggesprek. Het volledige interview plaatst Ma’ariv in de editie van vrijdag.
„Voor Libanon waren er afspraken gemaakt waarmee ik Arafat niet kon liquideren - en dat betreur ik”, aldus Sharon. Sharon ontkent in het interview dat hij Arafat alsnog wil laten doden. Als Arafat doet wat wij eisen voor terugkeer naar de onderhandelingstafel, dan wordt hij weer een gesprekspartner, aldus Sharon.
Sharon was minister van Defensie toen Israël in 1982 Libanon aanviel. Daarbij vielen meer dan 15.000 doden, voornamelijk burgers. Bovendien zijn mede onder verantwoordelijkheid van Sharon in Palestijnse vluchtelingenkampen bij Beiroet naar schatting 2000 Palestijnse burgers om het leven gebracht door rechtse christelijke milities. De invasiemacht van circa 100.000 Israëlische militairen had Beiroet bereikt en belaagde Arafat en zijn strijders elders in die stad. Uiteindelijk werden Arafat met de zijnen dankzij bemiddeling vanuit Beiroet geëvacueerd naar Tunesië.
Op grond van de massamoorden in de kampen Sabra en Shatila bij Beiroet is Sharon aangeklaagd in België door Belgische en Libanese juristen, die Sharon wegens oorlogsmisdaden willen laten berechten. Een besluit of er een rechtszaak komt, wordt niet voor maart verwacht.