Commentaar: Sport heeft veel trekken van religie
Jongeren wuiven de stelling meestal snel weg. „Sport mijn religie? Echt niet. Het is maar een spelletje, man. Ik geniet ervan, ja, ook van het kijken naar het WK voetbal. Meer dan wat ontspanning moet je er niet achter zoeken.”
Wie dat denkt, zou toch eens moeten luisteren naar de socioloog Ruud Stokvis. In het dagblad Trouw legde hij zaterdag in een interview uit waarom sport zijns inziens dé moderne religie is. In een geïndustrialiseerde, globaliserende wereld neemt sport, stelt de wetenschapper, steeds meer de plaats in van godsdienst. Vandaar de titel van een recente publicatie van hem: ”Lege kerken, volle stadions”.
Stokvis gaat nog een stapje verder. Doordat sport de diepe behoefte van mensen aan zingeving, onderlinge verbondenheid en het opgaan in een groter geheel bevredigt, is voor het welzijn van een samenleving religie eigenlijk overbodig geworden. Sport is in een moderne, egalitaire samenleving nuttiger en gepaster dan godsdienst, betoogt de Amsterdamse socioloog. Het levert normen en waarden op (doorzetten, trainen, winnen, maar ook kameraadschap, zelfbeheersing en fair play) die weliswaar voor een deel anders zijn dan die van het christendom (gehoorzaamheid, naastenliefde, jezelf wegcijferen), maar die voor het goed functioneren van een maatschappij minstens zo belangrijk zijn.
Daarbij komt, aldus de wetenschapper, dat de claim van veel wereldgodsdiensten om universeel geldig te zijn, door sport beter waargemaakt wordt dan door religie. Voetbal, tennis en hockey worden overal ter wereld gespeeld, steeds volgens dezelfde regels.
Het betoog van Stokvis is boeiend omdat hij zowel gelijk heeft als ongelijk. Sterk en overtuigend is zijn stelling dat voor veel mensen in de wereld sport de plaats van religie heeft ingenomen, en dat er tussen beide maatschappelijke verschijnselen een groot aantal vergelijkbare functies is waar te nemen. Om er, met hem meedenkend, slechts één te noemen: zoals in het christendom het kerkelijk jaar de cadans van de maanden bepaalt (Kerst, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren), zo doet sport dat voor de moderne mens. Hij leeft van WK naar EK, en van Olympische Spelen naar Tour de France.
Toch zit Stokvis er op diverse punten ook geheel naast. Het belangrijkste is misschien wel dat hij religie uitsluitend ziet als een maatschappelijk verschijnsel, als iets wat uit de behoeften van de menselijke natuur voortkomt. Zijn vooronderstelling is dat er achter de zichbare en tastbare werkelijkheid niets is.
Christenen weten dat dit een fatale misrekening is. Er zit wel iets achter. Er zit Iemand achter. Een Schepper en Verlosser, met Wie mensen, uit genade en door het geloof, een hoogstpersoonlijke relatie kunnen krijgen.
Sport heeft veel trekken van religie. Sport kan de plaats van religie, opgevat in de brede zin van het woord, best innemen. Maar sport kan de plaats van ware religie nooit overnemen. Afgezet tegen het alomvattende heil dat christenen ten deel valt als ze ”in Christus” zijn, verbleekt, verschraalt en verschrompelt sport tot een ongelooflijk slap surrogaat dat nauwelijks een tijdsinvestering waard is.