Uitbreiding EU kan zonder extra kosten
De Europese Commissie heeft voorstellen bekendgemaakt voor de laatste en tevens moeilijkste fase van de onderhandelingen over de uitbreiding van de EU. Daaruit blijkt dat de aansluiting van tien landen in 2004 geen extra kosten meebrengt boven op de begroting voor dit doel van ruim 40 miljard euro voor de periode tot en met 2006.
Als het aan de Commissie ligt, valt er aan de inhoud van haar plannen weinig meer te wijzigen, noch door de huidige lidstaten noch door de nieuwkomers. „Dit is de best mogelijke oplossing voor alle partijen. We achten het niet wenselijk hierover koehandel te drijven”, verklaarde voorzitter Prodi gistermiddag in een toelichting.
Zijn teamgenoot Verheugen, die de zaken op het terrein van de toetreding behartigt, voegde eraan toe: „Alle speelruimte hebben we benut. Dit eerlijke, uitgebalanceerde en solide pakket houdt het juiste midden tussen de verwachtingen van de kandidaat-leden en de eerder vastgelegde budgettaire grenzen.”
De inspanningen zijn erop gericht eind dit jaar het voorbereidende overleg met de tien aspirant-lidstaten af te ronden. Maar er staan nog lastige onderwerpen op het programma: de landbouw, de subsidies aan economisch achtergebleven gebieden en de financiering van het hele project. Eerst moet de EU het intern eens worden over wat zij op die terreinen heeft aan te bieden, daarna wachten de besprekingen daarover met de regeringen van de beoogde partners.
Ten aanzien van de landbouw zet de Commissie erop in de boeren in het oostelijk deel van het continent voorlopig een beperkte inkomenssteun te geven. In 2004 gaat het om 25 procent van het bedrag dat de collega’s in het Westen ontvangen ter compensatie van de verlaging van de garantieprijzen, in 2005 om 30 procent en in 2006 om 35 procent. Pas in 2013 zal er sprake zijn van een gelijke behandeling.
Wel krijgen betrokkenen meteen volledige toegang tot de marktmaatregelen, zoals de interventieregeling voor granen. Voorts investeert Brussel flink in de plattelandsontwikkeling, in bijvoorbeeld modernisering van agrarische bedrijven en in productiemethoden die gunstige effecten hebben op het milieu.
De financiële consequenties van het totaal van de voorstellen in de sfeer van de landbouwpolitiek en van de structuurfondsen, die middelen bevatten voor hulp aan zwakke regio’s, blijven binnen het meerjarenbudget waarover de regeringsleiders in maart 1999 in Berlijn een akkoord bereikten. Het geheel pakt zelfs zo’n 2 miljard euro goedkoper uit dan toen geraamd.
De nieuwe lidstaten dragen meteen contributie af aan de gemeenschappelijke kas, per jaar opgeteld circa 5 miljard euro. Al met al lopen de kosten voor de vijftien EU-overheden van nu op tot „slechts” 0,14 procent van het gezamenlijke bruto binnenlands product (bbp) in 2006. „Werkelijk een goede investering in de toekomst”, concludeerde commissaris Schreyer van Begrotingszaken.
De toetredingskandidaten, met Polen als grootste landbouwnatie voorop, reageren boos en teleurgesteld. „Onaanvaardbaar”, roepen zij. Zij verlangen hogere directe betalingen voor de agrariërs. Nee, zegt de Europese Commissie. Daaraan hangt niet alleen een te fors prijskaartje, maar het zou ook sociale spanningen oproepen, omdat de boeren dan opeens veel meer verdienen dan werknemers in bedrijven, en het zou verder niet stimuleren tot de noodzakelijke sanering van de hopeloos verouderde sector. Wat dit laatste betreft: de productiviteit moet sterk verbeteren en tienduizenden kleine veehouders en akkerbouwers kunnen het best een andere baan zoeken.
Verheugen deed woensdag een klemmend beroep op met name Polen om de gepresenteerde aanpak niet te snel te veroordelen. Hij was zelfs bijzonder scherp en noemde het „misdadig” als politieke partijen de bevolking paaien met een pleidooi voor een systeem van onmiddellijk 100 procent inkomenssteun. Een oplaaiend conflict over deze kwestie brengt het risico mee dat het enthousiasme voor de EU onder de mensen in het voormalige communistische Oostblok afneemt en dat zij zich in de volgend jaar te organiseren referenda tegen aansluiting uitspreken.
Ontevredenheid dus aan de kant van de aankomende lidstaten. Maar ook binnen de ’oude club’ klinkt kritiek. Nederland heeft daarbij het voortouw genomen. Minister Zalm (Financiën) en staatssecretaris Benschop (Buitenlandse Zaken) verkondigden recent dat zij het standpunt handhaven om in de richting van de uitbreidingslanden helemaal geen inkomenssteun te verstrekken.
Den Haag dringt er tegelijk op aan die vorm van subsidie voor de boeren hier stapsgewijs te verminderen. Het kabinet vreest dat anders het beleid op langere termijn onbetaalbaar wordt en dat de rijkere EU-leden opdraaien voor de rekening.
Een discussie over de door ons land bepleite landbouwhervormingen lijkt er de komende maanden in ieder geval niet in te zitten. In Frankrijk naderen de presidentsverkiezingen. De politici daar zullen niet een omvangrijk deel van het electoraat tegen zich in het harnas jagen. Ook Italië en Spanje willen het liefst alles bij het oude laten.
Verheugen merkte woensdag op dat hij het onjuist vindt dat sommige regeringen de onderhandelingen over de uitbreiding aangrijpen om de landbouwhervormingen op de agenda te krijgen. Hij kan zich naar zijn zeggen niet voorstellen dat Nederland gaat dwarsliggen bij het eerstgenoemde dossier zolang er geen afspraken zijn over een grondige herziening van de gemeenschappelijke agrarische politiek.