„En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israëls zal hebben uitgegoten, spreekt de Heere Heere.”

De Geest werkt middellijk door de dienaren van de kerk op wie de Evangelieplichten rusten. In de tijd als er een milde uitstorting van de Geest zal zijn, zullen zij zeker hun overvloedig deel ontvangen. Als die tijd eenmaal gekomen is, dan geloof ik dat degenen die dan zullen leven een ander soort preken zullen horen dan u nu gewoon bent. De mensen zullen dan ongetwijfeld in een andere zielstoestand zijn.

Het is duidelijk, ja het is droevig genoeg, dat er op dit moment een grote terugtrekking van Gods Geest is, ook onder ons. Wij weten niet hoe we met een levendig gevoel tot uw ziel moeten spreken. Onze woorden sterven in onze mond, of ze komen eruit maar sterven tussen u en ons. Het ondervinden van de langdurige onvruchtbaarheid maakt ons moedeloos. Wij spreken niet als predikers, die de hoop bezitten dat ze zullen overwinnen, of als predikers, die verwachten dat ze u hemelsgezind kunnen maken. De gave om zielen te lokken en te overtuigen, een gave die sommigen onder ons hebben gehad, zijn wij voor een groot deel kwijt. Men slaat andere wegen in om te vertellen wat we nu moeten doen om de verharde zondaren te vernederen.

John Howe, predikant te Torrington (”De uitstorting van de Heilige Geest”, 1678)