Commentaar: Voor superprovincie is het nu of nooit
Het is goed voorstelbaar hoe het kabinet-Rutte II op veel beleidsterreinen zou hebben geopereerd wanneer het zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer had kunnen rekenen op een stabiele meerderheid. Neem bijvoorbeeld het openbaar bestuur. Het regeerakkoord bevatte daarover diverse pikante voornemens. Geen provincies afschaffen, zoals wel is bepleit, maar de huidige twaalf samenvoegen tot vijf landsdelen; een maatregel die het kabinet het liefst ook met vaart ten uitvoer zou hebben gebracht.
Inmiddels is de realiteit dat er deze kabinetsperiode van de vijf voorgenomen samenvoegingen mogelijk nog één valt te realiseren. Dat betreft de vorming van de zogeheten noordvleugel, waarbij de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland samengaan. Ook de komst van een dergelijke provincie, waarop belangrijke adviesorganen zoals de Raad voor het openbaar bestuur al jarenlang aandringen, is echter hoogst onzeker. Het kabinet rest slechts één optie: net als bij het leenstelsel een deal sluiten met D66 en GroenLinks.
Het is terecht dat het kabinet dit dossier pas aan de vooravond van het zomerreces oppakt, en nadat er over veel ingrijpender voorstellen op het terrein van zorg en sociale zekerheid consensus is bereikt. Wijs is ook dat de voor het openbaar bestuur verantwoordelijke minister Plasterk van zijn voornemen is afgestapt om aan alle provinciegrenzen te gaan sleutelen. Onduidelijk is de afgelopen maanden immers gebleken wat daarvoor de aanleiding zou kunnen zijn. Gemeenten krijgen van dit kabinet extra taken toebedeeld, die vragen om schaalvergroting dan wel intensieve samenwerking. Provincies niet. Eerst sleutelen aan provinciegrenzen en daarna verzeild raken in een debat over de vraag of men bij deze nieuw gevormde eenheden ook geen nieuwe taken moet neerleggen; het is een scenario dat het kabinet zichzelf gelukkig heeft bespaard.
Toch zal het de eer van D66 en GroenLinks te na zijn om alleen een zwaar afgezwakt kabinetsvoorstel nog even aan een meerderheid helpen. Bepalend voor het welslagen van de onderhandelingen over de noordvleugel is dan ook de vraag wat er aan wisselgeld wordt geëist. Niet uitgesloten is dat de onderhandelende partijen toch verzeild raken in een discussie over het overhevelen van rijkstaken naar provincies. D66 en GroenLinks zouden een experiment kunnen voorstellen, waarbij de nieuwe superprovincie gedurende een aantal jaren extra taken op het terrein van natuur en milieu, ruimtelijke ordening en economisch beleid voor haar rekening mag nemen. Later kan dan worden bezien of dit meerwaarde heeft en navolging verdient.
Ultieme duidelijkheid over de bestuursmacht van provincies is na jaren en zelfs decennia van discussiëren wel gewenst. Daarom zou het goed zijn als niet alleen de onderhandelaars in de Kamer, maar ook de provinciebestuurders elkaar nog eens diep in de ogen kijken over de noordvleugel. Als er zelfs met dit akkoordenkabinet, dat van meerderheid naar meerderheid hobbelt, geen compromis te bereiken valt, is de ijskast de enige plek die voor de superprovincie resteert.