Zeeuwen verdienden weinig aan slavenhandel
MIDDELBURG (ANP). Het is deze week 200 jaar geleden dat de slavenhandel in Nederland bij koninklijk besluit werd verboden. De landelijke herdenking van die historische gebeurtenis heeft zaterdag 14 juni plaats in Middelburg. Niet toevallig, want de Zeeuwen hebben via de Middelburgse Commercie Compagnie en de West-Indische Compagnie een vooraanstaande rol in de slavenhandel gespeeld.
„46 procent van de Nederlandse slavenschepen uit de 17e en 18e eeuw had een Zeeuwse thuishaven”, zegt Ruud Paesie uit Middelburg, een specialist op het gebied van de maritieme geschiedenis. Zijn nieuwe boek ‘Geschiedenis van de Middelburgse Commercie Compagnie’ wordt vrijdag officieel gepresenteerd tijdens een symposium in de bibliotheek van Middelburg over Zeeland en het einde van de slavenhandel.
De in 1720 opgerichte Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) was actief in onder meer de walvisvaart, de kaapvaart en de scheepsbouw. Maar bekendheid heeft de compagnie vooral gekregen door de handel in slaven. In haar 170-jarig bestaan stuurde de onderneming 113 keer een schip naar West-Afrika om slaven te halen. Het bedrijf heeft ruim 30.000 slaven vervoerd.
„In de tijd van de West-Indische Compagnie kon Zeeland bij de transatlantische handel in suiker, wijn en andere producten de concurrentie met Amsterdam niet aan”, zegt Paesie. „Daardoor werden de Zeeuwse kooplieden steeds meer in de richting van risicovolle handel als de kaapvaart geduwd. Ook de slavenhandel behoorde tot die categorie. Tijdens het vervoer van slaven kon je immers worden geconfronteerd met slaven die ziek werden of doodgingen of met slaven die in opstand kwamen.”
De door Amsterdam gedomineerde West-Indische Compagnie had lange tijd het monopolie op de slavenhandel. Daaraan kwam in 1730 een einde na grote druk van ondernemers uit Middelburg en Vlissingen. „In de periode daarna nam slavenhandel door Zeeuwen een grote vlucht.”
Voor het schrijven van zijn boek over de Middelburgse Commercie Compagnie heeft Paesie onderzocht in hoeverre de slavenhandel voor de Zeeuwse ondernemers winstgevend was. Uit zijn berekeningen blijkt dat het rendement op het geïnvesteerde kapitaal 2,6 procent was, enkele procentpunten minder dan andere historici eerder hadden geconstateerd. „Ondanks dat bescheiden rendement bleven ondernemers toch in de Middelburgse Commercie Compagnie investeren”, stelt Paesie. „Dat deden ze omdat aandeelhouders een voorkeursbehandeling kregen als de compagnie naar leveranciers van goederen zocht. Daarom zaten er onder de aandeelhouders uiteenlopende ondernemers als bakkers en leveranciers van buskruit.”