Opinie

Thomas Piketty ultieme antwoord op populisme

De Franse econoom Thomas Piketty biedt een geloofwaardig alternatief voor het populisme van Wilders en Le Pen, aldus Floris Heukelom.

Floris Heukelom
6 June 2014 15:04Gewijzigd op 15 November 2020 11:11
De Franse econoom Thomas Piketty spreekt voor een groep studenten in Londen. beeld AFP
De Franse econoom Thomas Piketty spreekt voor een groep studenten in Londen. beeld AFP

Voor wie het gemist heeft: sinds het boek ”Capital in the Twenty-First Century” (2014) van Thomas Piketty is verschenen, is het boek bezig aan een ware zegetocht in linkse en progressieve kringen.

Bouwend op een indrukwekkende hoeveelheid data laat Piketty zien dat inkomensongelijkheid, maar vooral vermogensongelijkheid de laatste dertig jaar sterk zijn toegenomen. Daarnaast blijkt uit zijn studie dat in de onderzochte landen (vooral de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië) het rendement op vermogen structureel hoger ligt dan de groei van het nationaal inkomen. Op formule gebracht: r > g. Met andere woorden, in normale situaties tendeert ons economisch systeem naar steeds grotere vermogensongelijkheid.

Een abnormale periode in dit verband was die van de jaren 1914-1945, toen de twee wereldoorlogen tot een enorme kapitaalvernietiging van gebouwen en machines leidden, en daarmee tot een minder ongelijke verdeling van kapitaalbezit. Inmiddels zijn we echter bijna terug op het extreme niveau van eind negentiende eeuw, aldus Piketty. Gelukkig kunnen we daar op verschillende manieren wat aan doen. Een wereldwijde progressieve belasting op vermogen is daarbij de meest voor de hand liggende, alsook de meest utopische oplossing.

Tegenpool

Met ”Capital” heeft Piketty een gedegen wetenschappelijk werk geproduceerd dat, behalve op vijftien jaar empirisch onderzoek, stoelt op uitgebreide kennis van de geschiedenis van belastingen, vermogens, inkomens en economische theorie. Ook heeft Piketty een gezonde aversie tegen de wiskundige haarkloverij van veel economen, en schuwt hij de grote woorden van een vlammend betoog niet.

Piketty is daarmee de juiste man op de juiste plaats. Na het uitbarsten van de crisis in 2008 en de eerste zorg van het redden van de banken, groeide een frustratie met ons financiële systeem die sindsdien woekert als een veenbrand.

Waarom werden de zo vorstelijk betaalde bankiers gered met belastinggeld, om vervolgens uit naam van diezelfde belastingbetalers de kraan van kredietverlening aan het hardwerkende midden- en kleinbedrijf (mkb) dicht te draaien? Waarom leiden al die schandalen met rente- en valutamanipulaties slechts tot een paar boetes die via hogere hypotheekrentes toch wel weer op de rest van de samenleving worden afgewenteld? Hoe kan het dat met het uitbreken van de crisis het verschil tussen rijk en arm alleen maar groter lijkt worden, en je door gewoon hard werken steeds minder hogerop lijkt te kunnen komen? Waarom zijn al die politici alleen maar bezig met begrotingstekorten, en niet met werkloosheid, graaiende bankiers, en goed onderwijs? Aan al die opgekropte frustraties geeft Piketty niet alleen een welsprekende stem, hij bewijst ze ook met harde data.

Daarmee is Piketty de complete tegenpool van Wilders en van Le Pen, en hét radicale antwoord op hun populisme. Waar Wilders en Le Pen zich binnen nationale grenzen terugtrekken, wil Piketty mondiale oplossingen voor mondiale problemen, zoals die wereldwijde progressieve belasting op vermogen. Voor Wilders is de Europese Unie het probleem, voor Piketty een oplossing. Wilders wil zich afsluiten van de Grote Boze Buitenwereld, Piketty wil hem veranderen.

Hoe zit het dan met de kritiek op Piketty’s boek? Die is gedeeltelijk terecht. Chris Giles van de Financial Times haalde als eerste een aantal foutjes uit de databestanden van Piketty, maar zette die kritiek zo zwaar aan dat het vooral zijn eigen geloofwaardigheid schaadde. Onder anderen Lawrence Summers betoogde dat, alhoewel Piketty overtuigend laat zien dat de inkomens- en vermogensongelijkheid bijna terug is op het extreme niveau van eind negentiende en begin twintigste eeuw, de stelling dat ongelijkheid steeds sterker van ouders op kinderen wordt doorgegeven, toch vooral een hypothese is die nader onderzoek behoeft.

Prikkel

Dat alles staat nog los van de vraag waarom inkomens- en vermogensongelijkheid überhaupt slecht zouden zijn. Behalve dat het misschien oneerlijk is, en de meritocratische prikkel om van talent tot rijkdom te komen wat verzwakt, neemt Piketty vooral aan dat te grote inkomens- en vermogensongelijkheid het kapitalistisch proces frustreert. Waarom precies blijft grotendeels onduidelijk.

Ook in Nederland is het laatste woord er nog niet over gezegd. Uit een recent rapport van het CBS over ongelijkheid blijkt dat het vermogensaandeel van de rijkste 10 procent in Nederland ongeveer 30 procent is. Dat is een flink lager aandeel dan de 70 procent die Piketty voor de welvarendste 10 procent van het Verenigd Koninkrijk aanvoert.

In een afgelopen woensdag gepubliceerd rapport stelt de WRR daarentegen dat de welvarendste 10 procent in Nederland 61 procent van het vermogen bezit. En daar was VNO-NCW het dan meteen weer mee oneens. Volgens de werkgeversvereniging moet het die 30 procent van het CBS zijn. Wie heeft er gelijk?

Los van deze datastrijd is het moeilijk om niet door Piketty’s data, kennis en welsprekendheid aangestoken te worden. Het ís ook oneerlijk wanneer sommige mensen een enorm inkomen of vermogen verwerven, niet dankzij een goed idee of hard werken, maar door in het juiste gezin te zijn geboren. En wanneer het daarmee de prikkel voor ondernemerschap en ontwikkeling van eigen talenten verlaagt, raakt dat uiteindelijk de welvaart van ons allemaal.

De auteur is econoom. Op 12 juni houdt hij op uitnodiging van het Soeterbeeck Programma van de Radboud Universiteit Nijmegen een lezing over Piketty.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer