Kerk & religie

Lokaal moet kerk van toekomst vorm en inhoud krijgen

Minder leden, minder geld. Hebben lokale kerken toekomst en zo ja, in welke vorm? Welke kansen zijn er? De Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de Protestantse Kerk in Nederland wil in lokale gemeenten het gesprek daarover op gang brengen. „Een standaardantwoord is niet te geven.”

Jan Kas

27 May 2014 07:10Gewijzigd op 15 November 2020 10:56
beeld ANP
beeld ANP

Alleen maar klagen over een krimpende kerk wil Cor de Raadt niet. „Maar het water staat veel gemeenten, kerkenraden en kerkrentmeesters echt aan de lippen”, erkent de vicevoorzitter van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer (VKB), waarbij vrijwel alle gemeenten in de Protestantse Kerk zijn aangesloten. „Doordat ledental en financiën teruglopen moeten ze drastische keuzes maken, gebouwen sluiten en predikantsplaatsen opofferen. Tegelijk is dat –gelukkig– één kant van het verhaal. Het ritselt in de kerk ook van vernieuwing. Pioniersplekken, experimenten en eigentijdse vormen van gemeente-zijn laten zien dat plaatselijke kerken zich niet bij de krimp neerleggen, ze zoeken naar nieuwe kansen. Lokaal moet het ook gebeuren, daar moet de kerk van de toekomst vorm en inhoud krijgen.”

Die ”kerk van de toekomst” dient de komende tijd onderwerp van bezinning te zijn in plaatselijke gemeenten, meent de VKB. Zij zal de kerken daarbij ondersteunen. De Raadt: „Keuzes maken stelt hoge eisen: echte meerjarige beleidsplanning, breder kijken dan de portemonnee, creatief nadenken over mogelijkheden voor vitalisering. De plaatselijke kerk is daarbij niet geholpen met een nieuwe kerkorde of algemene oplossingsmodellen. Daar is de wereld, ook de kerkelijke, te divers voor. Hij is niet in een eenduidig raster te vangen. Met elkaar moeten we er wel voor zorgen dat degenen die plaatselijk verantwoordelijkheid dragen worden toegerust om verantwoorde beslissingen te kunnen nemen.”

De Raadt onderscheidt in de PKN drie groepen kerkrentmeesters. „Er zijn colleges die de gewenste discussie al heel lang voeren, onder meer in grote steden zoals Amsterdam en Den Haag. Anderzijds zijn er gemeenten, van Overijssel tot de Alblasserwaard, waar de problematiek nog niet echt speelt. Er is echter ook een grote groep gemeenten die de krimp in toenemende mate aan den lijve ondervinden, maar daar vaak nog niet goed op voorbereid zijn en daardoor kansen laten lopen die er wel degelijk zijn. Kerkrentmeesters kunnen te makkelijk zeggen ”Dan maar personeelsreductie”, terwijl dat in hun situatie weleens niet de oplossing kan zijn. Sterker nog: het leidt ertoe dat de ontwikkeling naar beneden nog sneller gaat. Een standaardantwoord is niet te geven. Er zijn gemeenten die je moet adviseren: Ga alsjeblieft samenwerken, maak voorzieningen gemeenschappelijk, anders red je het niet. Het kan ook zijn dat een gemeente weer groeit als een predikant zich speciaal op de jeugd gaat richten.”

Concurrentie

De aftrap voor de lokale bezinning gaf de VKB met het besloten symposium ”Kansen voor Kerken 2.0” op 15 maart met experts, waarvoor zij onder anderen gemeenteadviseurs, synodeleden, predikanten, pioniers, PKN-medewerkers, maar ook deskundigen van buiten het kerkverband had uitgenodigd. „Nemen we de krimp eigenlijk niet te vanzelfsprekend als uitgangspunt”, vroeg De Raadt zich bij die gelegenheid als inleider af. „Moeten we niet juist profiteren van de zich langzaam in de maatschappij openbarende trend naar kleinschaligheid en lokale worteling?”

Er is wel wat aan de hand in de samenleving, stelt De Raadt vast. „De kerk neemt een minderheidspositie in. Ze concurreert met zo veel andere zinvolle of minder zinvolle bezigheden. Kerkbezoek en ambtsdragerschap zijn niet meer vanzelfsprekend. Jongere generaties zijn in de netwerk- en internetsamenleving van nu niet tot vaste verbanden te mobiliseren, maar wel voor tijdelijke, doelgerichte en waardevolle activiteiten. Jongeren beleven hun religiositeit en spiritualiteit in op sociale media geënte gemeenschappen en in huisgemeenten. Ligt daar niet juist ook de kans voor de plaatselijke kerkelijke gemeente als ze zich concentreert op andere vormen van gemeente-zijn, meer aansluitend bij de wijze waarop jongeren gemeenschappen vormgeven?”

„Dicht bij de gewone mensen en de gewone kerkganger ligt vandaag nog steeds de kracht van de kerk, daar ligt ook de toekomstige behoefte van de samenleving”, analyseerde Dirk Duijzer, directeur coöperatie en duurzaamheid van Rabobank Nederland, een van de sprekers op het symposium en sinds kort ook ouderling-kerkrentmeester. „De participatiemaatschappij maakt de rol van de lokale samenleving groter. De nieuwe vragen van de toekomst gaan meer dan vandaag over allerlei kwetsbare groepen in de samenleving die nu nog opgevangen worden door de staat, maar straks aangewezen zijn op lokale samenwerkingsverbanden van families, gezinnen, verenigingen én van kerken. Mensen moeten leren de eigen verantwoordelijkheid weer te nemen voor ouderen, mensen met een beperking, werklozen, illegalen. De staat heeft daar de middelen niet meer voor. De kerk mag hen niet in de steek laten. Wij hebben het verleerd voor de kwetsbaren te zorgen. Dat is de opgave voor de komende jaren”

Pioniersplekken

Behalve omzien naar de naaste dient volgens de VKB ook ”de kerk van de toekomst” op de agenda van de plaatselijke kerk te staan. Door samen te werken kunnen kerkelijke gemeenten in een regio elkaar versterken, leert binnen de PKN het project SaGe (Samenwerking Gemeenten). Inmiddels zijn er 35 clusters, verbanden van vier tot acht gemeenten die met elkaar samenwerken op de terreinen die zij van belang vinden. Doel ervan is dat gemeenten zelfstandig kunnen blijven. Bart van Noord en Jack de Koster van SaGe: „Gemeenten maken gebruik van elkaars sterke punten om zo de eigen zwakke plekken te versterken. In de praktijk komt dat neer op waar mogelijk zelf doen en samenwerken waar gewenst of noodzakelijk.”

Een ander initiatief zijn de honderd pioniersplekken die de PKN mogelijk wil maken. Voor elke kerk die haar deuren sluit, openen we een pioniersplek, is het adagium van Haaije Feenstra, directeur van de dienstenorganisatie. Pioniers richten zich op groepen die nu niet of minder worden aangesproken door de bestaande kerkelijke gemeenten of die onbekend zijn met het christelijk geloof. „De velden zijn wit om te oogsten. Elke vorm is mogelijk, afhankelijk van doelgroep en situatie, zolang het maar uitgaat van het Evangelie en er op den duur een vorm van gemeenschap ontstaat”, aldus Feenstra.

Oude vormen

Onze tijd vraagt om alternatieve wijzen van kerk-zijn, meent ook ds. Wijnand Sonnenberg, voorzitter van het generaal college van visitatoren van de PKN. „Vernieuwen kan nodig zijn, maar doe dat alstublieft zonder te vernielen”, raadt hij echter aan. „Het anti-institutionele denken van onze tijd moet niet tot gevolg hebben dat we laten verdampen wat de Geest ons in de loop der tijd aan zichtbare vormen en traditie geschonken heeft. Wij zijn geneigd te kijken naar nieuwe kerkvormen, maar moeten niet vergeten dat we daarbij de dragende kracht van oude vormen nodig hebben.” Soms ook letterlijk: een oud kerkgebouw, waarin eeuwen aan geloof samenkomen, moet niet te snel worden afgestoten, aldus Sonnenberg.

Het gaat niet alleen om cijfers, maakte de hervormde predikant uit Ede op het VKB-symposium duidelijk: ,Met het zoeken van nieuwe doelgroepen en de inzet van mediale en digitale technieken wordt gemikt op ”groei”. Welk kerkmodel ligt daar onder? Gaan wij mee met de cultuur van de markt met zijn cultus van de groei, of is er sprake van een alternatieve organisatie van een christelijke geloofsgemeenschap in een individualiserende consumptiemaatschappij? Wenselijk blijft een geestelijke houding van waaruit besluiten worden genomen.’’

Brandalarm

Jacques Pijl, directeur van organisatieadviesbureau Turner, mist juist de voortvarendheid. „Van alle typen ‘organisaties’ heeft de kerk de grootste veranderingsuitdaging én het kleinste verandervermogen. Deze tijd vraagt om organisaties met slagkracht en wendbaarheid. De enige succesvolle strategie is een wendbare, terwijl je van de kerken over het algemeen moet zeggen dat ze bedrijfskundig bezien juist incapabel zijn om echt te bewegen. Prachtig dat er vernieuwingsinitiatieven en samenwerkingsverbanden zijn, maar die vormen absoluut niet de hoofdmoot. Ik mis in de kerken het brandalarm: De rook komt uit de ramen! Wat nu? Misschien komt het doordat de terugloop van de kerken zo geleidelijk gaat. Elk jaar weer met een paar procent, elk jaar weer enkele procenten vergrijzing. Een soort veenbrand. Als er een uitslaande brand is, ga je wel rennen en blussen.”

„Er zit een kern van waarheid in Pijls analyse”, reageert Cor de Raadt. „Een grote groep plaatselijke gemeenten beseft nog onvoldoende de ernst van de situatie en kijkt amper verder dan een jaar. Juist die groep willen we wakker schudden door de bezinning op de kerk van de toekomst te beginnen.”


Beleidsmatiger

„Het was in het verleden vooral een kwestie van begroting en jaarrekening, van dakgoten en dakpannen en ervoor zorgen dat de gebouwen in orde waren. In toenemende mate staan kerkrentmeesters voor cruciale beslissingen”, constateert Cor de Raadt.

„Vroeger”, aldus de VKB-bestuurder, „werd niet besproken of een predikant voor 100 procent of voor een zes tiende werkweek zou worden aangetrokken. Die predikantsplaats was wel te realiseren. Nu moet er veel meer aan personeelsplanning worden gedaan en worden kerkrentmeesters meer betrokken bij beleidsmatige vragen. Beheer en beleid komen dichter en ook spannender bij elkaar.”

„Zo soepel als vroeger verloopt het niet meer wat het geld betreft”, zegt Albert Heldoorn, voorzitter van het college van kerkrentmeesters van de hervormde gemeente in Harderwijk. „Wij zijn nu veel pro-actiever in ons beleid voor de toekomst. Dankzij de traditie die we plaatselijk hebben opgebouwd om specialisten in ons bestuur op te nemen, op het vlak van financiën, bouwkunde en communicatie, kunnen we nu als college heel deskundig werken.”

Ook hervormd Harderwijk weet van krimp. „Dertig jaar geleden waren er 3200 leden in de leeftijdsgroep 0 tot 19 jaar, nu 800.” De kerkrentmeesters hebben ingezet op kostenbeperking en een scherpe exploitatie met actieve verhuur van kerkelijke gebouwen. Een van de vier predikantsplaatsen is opgeheven. Het motto blijft ”Bouwen aan een levende gemeente”, zoals de extra derde collecte is genoemd.

Voor Heldoorn heeft het kerkrentmeesterlijk werk absoluut een geestelijke dimensie. „Harderwijk is van oudsher een stad waar de Heere wel centraal staat, maar voor veel inwoners ook liever niet. Er is veel secularisatie.” Kerkrentmeesters en kerkenraad studeren op het opzetten van een pioniersplek. „Afgedwaalde schapen zullen, met alle respect, menselijkerwijs gesproken nooit via de geijkte paden weer een stap in de Grote Kerk zetten. We zullen hen op een andere manier moeten benaderen om hen terug te kunnen leiden naar Jezus.”

In Delft zetten kerkrentmeesters zich samen met diakenen, ouderlingen, predikanten en gemeenteleden in voor een nadrukkelijker presentie van de kerk in de stad, zegt Arco Valkenburg, voorzitter van het college van kerkrentmeesters. „In de toekomst zullen organisatorische hokjes steeds meer wegvallen, verwacht ik.” Activiteiten in het kader van ”Geloven in Delft”, die de kerkelijke zichtbaarheid moeten versterken, zoals een ”lichtjesavond” met Kerst, de participatie in de voedselbank, open maaltijden en het vakantiebijbelclubwerk, hebben vaak zowel een missionaire als een diaconale component. „Duidelijk mag zijn dat de kerk in Delft niet berust in een jaarlijks ledenverlies van 2 procent.”

Valkenburg hecht aan een duidelijke toekomstvisie. „Hoe onderscheid je je als kerk in deze tijd? Volgens mij alleen door een getuigende kerk van Jezus Christus te zijn. Als je die boodschap niet kunt uitdragen of niet durft uit te dragen, als het fundament waarop je staat niet helder is, roep je als kerk over jezelf af dat je minder herkenbaar bent en minder verbindend kunt zijn.”


Schoolpastoraat nieuwe kans

Wim Kuiper, voorzitter van de Besturenraad, landelijk centrum voor christelijk onderwijs, pleitte op het VKB-symposium voor „nieuwe vruchtbare en structurele verbindingen” tussen kerk en school. Hij ziet onder meer mogelijkheden in schoolpastoraat.

„Ondanks de ontkerkelijking bezoekt 60 procent van alle leerplichtige kinderen een christelijke basisschool. Ik zou hopen dat pastores zich in hun pastorale functie presenteren en aanbieden aan scholen. Het gaat dan om pastorale zorg, een luisterend oor, een goed gesprek over de diepere levensvragen voor leerlingen, docenten en schoolleiders, aanwezigheid bij tragische en feestelijke gebeurtenissen en misschien ook wel samenwerking bij vieringen”, aldus Kuiper. „Het zou mooi zijn als dominees zich bewuster zijn van de mogelijkheden en behoeften in scholen en als christelijke scholen hier meer open voor staan. Wij zijn dat in ons land niet zo gewend, maar het past volgens mij bij het grijpen van kansen voor de kerk om op nieuwe manieren uitdrukkelijker present te zijn in de samenleving. In het buitenland zag ik er goede voorbeelden van, zoals een openbare mbo-school in Engeland waar een anglicaanse pastor namens diverse geloofsgemeenschappen deze rol invult.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer