Kerk & religie

Hub Crijns: Glijbaan naar armoede gaat steeds sneller

Werk en werkloosheid, rijkdom en armoede. Die thema’s stonden centraal in het werk dat Hub Crijns 38 jaar deed. Hij begon in 1976 als industriepastor in Bergen op Zoom en eindigt nu als directeur van DISK, landelijk bureau voor arbeidspastoraat. Ook zette hij zich ruim 27 jaar in voor de werkgroep Arme Kant van Nederland/EVA, die evenals DISK om financiële redenen wordt opgeheven. Morgen heeft in Amersfoort een afscheidsbijeenkomst plaats.

Michiel Bakker

23 May 2014 14:42Gewijzigd op 15 November 2020 10:53
Hub Crijns was jarenlang betrokken bij de werkgroep Arme Kant van Nederland, die nu wordt opgeheven. foto RD, Anton Dommerholt
Hub Crijns was jarenlang betrokken bij de werkgroep Arme Kant van Nederland, die nu wordt opgeheven. foto RD, Anton Dommerholt

In zijn werkkamer in het kantoorpand van DISK in Den Bosch wijst Crijns (66) op kasten vol dossiers. „Ik heb nog het nodige op te ruimen”, zegt de scheidende directeur. Hij laat geen florerende instelling achter, maar doet binnenkort als laatste het licht uit. Het personeel –acht mensen– staat per 1 juni op straat.

Morgen wordt de opheffing van DISK en de werkgroep Arme Kant van Nederland/EVA op een bijeenkomst in Amersfoort gemarkeerd. De betrokken kerken –van rooms-katholiek tot protestants en van christelijk gereformeerd tot remonstrants– hebben er onvoldoende geld meer voor. Crijns betreurt het verdwijnen van beide initiatieven, maar blikt tegelijk met voldoening terug op zijn werk in de achterliggende decennia.

Hij groeide in de jaren vijftig op in een groot rooms-katholiek gezin op het Midden-Limburgse platteland. „Er was sprake van grote armoede. Als kind heb ik dat meegemaakt, maar ik heb er niet onder geleden. We hadden thuis weinig, maar er was altijd wel eten voor de volgende dag. Mijn vader was als loonwerker steeds op zoek naar een plek waar hij iets meer uurloon kreeg. Later vond hij een baan in de mijnen en verdiende hij iets beter.”

Waarom koos u voor een studie die kerk en werk met elkaar verbindt?

„Ik ben theoloog der industriële verhoudingen geworden omdat in ons land arbeid, vooral betaalde arbeid, een van de meest centrale waarden in een mensenleven is. De heersende gedachte is: je werkt om met het verdiende inkomen voor je gezin en huishouden te kunnen zorgen en iedereen is gelukkig en weltevreden. Maar er zijn ook altijd mensen die geen of een slecht betaalde baan hebben. Er is niet genoeg werkgelegenheid voor iedereen.”

Ligt dat niet meer op het terrein van de politiek dan van de kerk?

„We worden in Nederland geacht meer dan veertig jaar te werken. Dat is een aanzienlijke periode waarin je maatschappelijk nuttig bent. Daarna mag je van je welverdiende rust genieten. Maar wat betekent het als je langdurig ziek of gehandicapt wordt, of werkloos raakt en er niet in slaagt een andere baan te vinden? Dan ben je uitgesloten van de arbeidsmarkt en beland je in de aanhangwagen van de samenleving.

De wettelijke criteria voor de ondersteuning van deze groepen zijn in de loop der jaren flink veranderd. Mensen krijgen minder geld en voortdurend wordt hun gevraagd: Maak je er geen misbruik van, heb je nog wel recht op een uitkering? Dat alles heeft niet alleen met politiek te maken, maar eveneens met geloof en zingeving. Geloof raakt de manier waarop je in het leven staat, hoe je omgaat met voor- en tegenspoed. Als arbeid zo belangrijk is voor mensen, is het vreemd als dit thema in de kerk weinig leeft.”

Wat kon u als industriepastor voor arbeiders betekenen?

„Nadat ik in 1975 was afgestudeerd, ging ik in het industriepastoraat aan de slag in het bisdom Breda. Drie West-Brabantse metaalgieterijen gingen in die tijd fuseren. Dat gaf een hoop arbeidsonrust, ook omdat er sprake was van inkrimping van het personeelsbestand. De mensen op de werkvloer voelden zich weinig gehoord en gezien. Dan is het bijzonder als er een pastor rondloopt die vraagt: „Hoe gaat het nu met jou?” Ik luisterde naar de verhalen. Voor degenen die dat wilden, waren er buiten werktijd gespreksgroepen. Daarin spraken we verder over wat er allemaal boven hun hoofd hing en wat ze voor elkaar konden betekenen.”

Plaatste u die vragen ook in Bijbels perspectief?

„Dat is meer een gereformeerde manier van spreken. Maar we verbonden de thema’s die aan de orde waren wel met de vraag: Wat hebben deze te maken met je geloof en je gelovig perspectief? Wat betekent het voor je als een bedrijf onderuitgaat? Dan kom je ook uit bij geloof en zingeving. Werk heeft een grote impact op mensen en werkloosheid mogelijk nog meer. Wie zijn baan verliest en afhankelijk wordt van een uitkering, verliest een deel van zijn leven en zijn identiteit.”

Vanaf 1987 bent u betrokken bij de werkgroep Arme Kant van Nederland. Hoe is uw speciale betrokkenheid op armoede ontstaan?

„In mijn eerste baan kwam ik in aanraking met mensen die werkloos werden. Daarna werkte ik vijf jaar onder jeugdwerklozen in negen parochies in Roosendaal. Ik zocht hen op in buurthuizen en vormingscentra en hoorde schrijnende verhalen die je je bijna niet kunt voorstellen als je een baan en een goed inkomen hebt. Zeker mensen die langdurig op een uitkering zijn aangewezen, kunnen met armoede te maken krijgen.

De glijbaan naar armoede gaat nu sneller dan veertig jaar geleden. Het is er niet leuker op geworden. In de jaren tachtig heb ik met een aantal anderen tijdens een conferentie duidelijk benoemd dat er sprake was van armoede in Nederland. Dat gaf de nodige ophef, want armoede werd vooral in verband gebracht met de derde wereld. De werkgroep is toen een kerkelijke campagne tegen armoede en verrijking gestart.”

Ons stelsel van uitkeringen zou er toch voor moeten zorgen dat ook werklozen voedsel, kleding en onderdak hebben?

„Uitkeringen zijn sinds 2000 niet meer toereikend. Sinds de jaren tachtig wordt er voortdurend bezuinigd op de sociale zekerheid, terwijl de vaste lasten stijgen. Veel mensen met een uitkering –gemiddeld 700 tot 1000 euro per maand– besteden 70 procent aan vaste lasten. Zij houden niet veel over. Als je dan extra tegenslag krijgt –fiets gejat, bril kapot, wasmachine stuk, ingreep bij de tandarts–, heb je een probleem. Of denk aan de koude winter van vorig jaar. Een grote groep kon de extra stookkosten niet opvangen.”

Wat ziet u als de belangrijkste oplossing voor armoede in Nederland?

„De vraag is: ga je uit van collectieve of van individuele arrangementen? In de jaren tachtig kozen we voor het eerste: een kortere werkweek en een minder lang werkleven, zodat de banen met meer mensen konden worden gedeeld. Nu wordt er vooral gekeken naar het individu. Mensen moeten hun eigen kracht aanboren en zelf op zoek gaan naar betaald werk. Maar we moeten niet vergeten dat er in de huidige crisis steeds minder banen zijn. Nog elke week gaan er bedrijven –groot of klein– failliet. Als we in de jaren tachtig herverdeling een goede oplossing vonden, waarom kiezen we daar nu dan niet voor? Ik ben niet in de positie om het sociaaleconomisch beleid te veranderen, maar blijf dit naar voren brengen. We moeten een maatschappelijk probleem niet afwentelen op het individu.”

In hoeverre hebben kerken oog voor armoede?

„In toenemende mate komen kerken mensen tegen die in de problemen zitten. Dan kun je roepen: „Hier verdrinkt iemand”, maar ik zie vooral dat kerken bezig zijn mensen uit het water te halen, eten en kleren te geven, noem alle werken van barmhartigheid maar op.

Er is een diaconale economie ontstaan. Denk aan inloophuizen die vanaf 2000 op veel plaatsen van de grond kwamen. Sinds 2002 hebben we voedselbanken, die vorig jaar in totaal 70.000 klanten telden. Kerken zijn ook betrokken bij het verstrekken van warme maaltijden, ruilwinkels en maatjesprojecten waarbij individuele mensen met een ander, bijvoorbeeld een ex-gedetineerde of iemand met schulden, optrekken. Daarvan gaat een belangrijk signaal uit: er zijn mensen die niet rondkomen met hun uitkering of lage inkomen en vastlopen bij het verkrijgen van de eerste levensbehoeften.

De kerken leveren veel vrijwilligers en steunen diaconale projecten. Dat is van grote waarde. Tegelijk heb ik daarover ook zorg, want het aantal kerkleden neemt af en de financiële middelen worden minder. Wie springt er straks bij als de kerken dat niet meer kunnen doen?”

De werkgroep Arme Kant van Nederland richtte zich ook op het tegengaan van verrijking. Waarom?

„Dat heeft te maken met solidariteit, herverdeling, barmhartigheid, gerechtigheid. Uit recent onderzoek van de Franse econoom Piketty in tien landen blijkt dat een kleine groep mensen de laatste dertig jaar een steeds groter vermogen heeft gekregen, terwijl aan de andere kant voor een grotere groep de armoede toeneemt. Voor die ongelijkheid vragen we aandacht. Samen kunnen we met onze welvaart het armoedeprobleem oplossen.”

Hoe vind je als christen de juiste balans in het omgaan met geld en goed?

„Ik heb daar geen meetlat voor. Maar het is duidelijk dat geloven niet alleen te maken heeft met het liefhebben van God boven alles, maar ook met het liefhebben van de naaste, als jezelf nota bene. Dat roept de vraag op wat je met je geld en goed en tijd voor een ander kunt betekenen. De mate waarin je die barmhartigheid vormgeeft, moet iedereen persoonlijk bepalen.”

Sommige christenen houden vast aan het geven van de tienden.

„Dat moet ieder voor zichzelf uitmaken. Als je in staat bent tienden te geven, is dat mooi. Maar volgend jaar ben je misschien werkloos en wat moet je dan, als je ook nog studerende kinderen hebt? Dan zou ik niet graag zeggen: Je moet tienden geven. De 5 euro die de één weggeeft, kan meer waard zijn dan de tienden van een ander. Denk aan het penningske van de weduwe.”

Wat ziet u zelf als een belangrijke Bijbelse richtlijn?

„De Bijbel houdt ons, bijvoorbeeld in Mattheüs 25, een spiegel voor: hoe ga je om met het inkomen en bezit dat je verworven hebt? Dat levert geen vaststaande regels op, maar bepaalt wel je denkrichting: Kijk eens om je heen, en als je iets te delen hebt, doe het dan.”

www.rd.nl/kerkbreed

www.rd.nl/diaconaat


Hub Crijns

Drs. Hub Crijns (1948) groeide op in een rooms-katholiek gezin in het Limburgse Horn. In 1975 studeerde hij af als theoloog der industriële verhoudingen, destijds een gezamenlijke studierichting van rooms-katholieke en protestantse theologische opleidingen. Een jaar later ging hij aan de slag in het industriepastoraat in het bisdom Breda. Vanaf 1976 deed hij vijf jaar industrie- en jongerenpastoraat voor negen parochies in Roosendaal, waarna hij als toeruster in het bisdom Utrecht aan de slag ging. Sinds 1988 is Crijns directeur van het oecumenisch bureau voor arbeidspastoraat DISK. Een jaar eerder richtte hij vanuit de Raad van Kerken mede de werkgroep Arme Kant van Nederland op, die sinds 2002 onder DISK valt. Door bezuinigingen bij de kerken wordt DISK per 1 juni opgeheven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer