Commentaar: Reformatorische jongeren genuanceerd over boze buitenwereld
Met welk beeld van de buitenwereld verlaten reformatorische jongeren de middelbare school? Dat ziet er niet al te optimistisch uit. De buitenwereld is groot én boos. Als christen, zeker als je de Bijbel serieus wilt nemen, krijg je het moeilijk. Anderen zullen je uitlachen om je rok, je bidden voor het eten, je kerkgang. Je zult je moeten verantwoorden voor je opvattingen en weinig of geen begrip ontmoeten. Zo ziet het beeld er ongeveer uit. Terecht? Nee, ervaren nogal wat jongeren.
Het lectoraat ”Werken aan de opdracht”, verbonden aan het Hoornbeeck College, vroeg oud-leerlingen van reformatorische scholen naar hun ervaringen tijdens hun vervolgstudie of werkkring. De bekentenis van een 21-jarige vrouw spreekt boekdelen: „Ik moest erachter komen dat in de niet-reformatorische wereld ook gewone mensen leven.” Ze had gespannen de middelbareschooldeur achter zich dicht getrokken, klaar voor de confrontatie met de grote, boze wereld. De werkelijkheid bleek anders, genuanceerder.
Natuurlijk krijgen reformatorische jongeren in hun omgang met andersdenkende leeftijdsgenoten met vragen te maken. Over hun principes, leefstijl, keuzes. Ze ervaren dat veel van die vragen niet voortkomen uit vijandschap, maar uit interesse. Jongeren die niet met de Bijbel en de kerk zijn opgegroeid, willen weten wat het christelijk geloof eigenlijk inhoudt.
De vragen zijn niet altijd even makkelijk. Wat antwoord je als reformatorische jongere als iemand tegen je zegt: Ik bid nooit, toch gaat het goed met me? Kan elke reformatorische jongere uitleggen wat ten diepste de reden is dat vrouwen in een rok lopen, dat seks voor het huwelijk verkeerd is en dat ongeboren leven beschermd moet worden? Jongeren bekennen eerlijk dat ze, ondanks alle informatie die ze thuis, op school en in de kerk meekrijgen, het antwoord soms zelf ook niet weten. Ze voelen zich afgaan. Of ze schamen zich voor hun eigen principes.
Vijandschap is er ook. Niet alle onkerkelijke jongeren zijn even aardig. Sommigen laten duidelijk merken dat ze een hekel aan christenen hebben. Schijnheilige lui, niet van deze tijd. De ‘bewijzen’ liggen voor het oprapen: christenen onderdrukken vrouwen en homo’s. Ze knijpen de kat in het donker. Kijk maar naar al die gevallen van seksueel misbruik. Tot in de kerk toe. Mag je van jouw geloof niet vloeken? Ik geloof niet, dus mag ik wel vloeken. Gevolgd door een vloek. Ook dát gebeurt.
Meer dan ooit proberen reformatorische scholen de leerlingen voor te bereiden op hun plaats in de samenleving. Sommige geven speciaal daarvoor het vak apologetiek. Wat geloven we en hoe leggen we dat uit aan mensen die de Bijbel niet kennen? Of ze organiseren bijeenkomsten met leerlingen van andere scholen in de stad om elkaar beter te leren kennen. Want onbekend maakt onbemind.
Toch slagen reformatorische scholen er onvoldoende in om hun leerlingen het juiste beeld van de buitenwereld mee te geven. Kennen docenten die wereld wel goed genoeg? Zijn ze misschien overbezorgd? En: hoe kijken zij zelf naar andere, niet-christelijke mensen? Die vraag is zeker zo confronterend als de kennismaking met de buitenwereld.