Gods tijd
1 Thess. 1:1
„Maar van de tijden en gelegenheden, broeders, hebt gij niet van node, dat men u schrijve.”
In deze woorden letten wij erop dat de apostel zegt tot de Thessalonicensen dat het onnodig en nutteloos is om onderzoek in te stellen naar de juiste tijd van Christus’ wederkomst. „Van de tijden en gelegenheden, broeders, hebt gij niet nodig, dat men u schrijft.”
Het is zeker dat Christus wederkomt en de tijd daarvoor is vastgesteld, maar er was geen noodzaak dat de apostel daarover schreef en daarom was hem wat dat betreft geen openbaring gegeven. Ook moeten wij, net zomin als hij, onderzoek instellen naar deze tijdsbepaling die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft. Van die dag en die ure weet niemand. Christus Zelf openbaarde dat niet toen Hij op aarde was. Dat behoorde niet tot Zijn roeping als de grote profeet van de gemeente. Ook openbaarde Hij het niet aan Zijn apostelen, want er bestond geen noodzaak toe.
Er zijn tijden en gelegenheden voor ons om ons werk te doen. Het is onze plicht en ons belang die te kennen en waar te nemen, maar wij weten niet de tijd en de gelegenheid waarop wij rekenschap afleggen moeten. Het is ook niet noodzakelijk dat wij die weten. Er zijn veel dingen die onze ijdele nieuwsgierigheid wil weten waarvan in het geheel geen noodzaak voor ons bestaat en waarvan de wetenschap ons ook geen goed zou doen.
Matthew Henry,
predikant te Chester
(”Verklaring Nieuwe Testament”,