Houtsneeprenten verdwenen uit protestantse Bijbels
UTRECHT. Terwijl in de 16e en de 17e eeuw de houtsneeprenten steeds meer uit de protestantse Bijbels verdwenen, werden de rooms-katholieke Bijbels er juist mee versierd.
Dat stelde dr. Anne Jaap van den Berg donderdag tijdens een lunchlezing in Museum Catharijneconvent in Utrecht. De bibliothecaris van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) sprak over Bijbelverhalen op prenten en landkaarten in de gouden eeuw. Hij sloot hiermee aan bij de tentoonstelling ”Thuis in de Bijbel”, die tot en met 10 augustus in het museum te zien is.
De expositie, die in samenwerking met het NBG tot stand gekomen is, toont hoe de Bijbelse verhalen zijn ingebed in de kunst en cultuur van de Republiek. De Hollandse meesters gebruikten hun eigen omgeving als decor voor het weergeven van de Bijbelse verhalen. Dat gebeurde ook bij illustraties in de Bijbels van de 16e en de 17e eeuw, maakte Van den Berg duidelijk, zowel in de protestantse als in de rooms-katholieke.
Hij toonde een illustratie van Jona uit de 16e-eeuwse (protestantse) Bijbel van Vorsterman. De zeelui bevinden zich op een pink zoals die in die tijd op de Noordzee voer en een van de aanwezigen heeft een hoed op. In de (rooms-katholieke) Leuvense Bijbel uit 1565 is een prent opgenomen van David en Uria. David lijkt op de Engelse koning Hendrik VIII, terwijl Uria is afgebeeld in een Europees harnas en wordt omringd door hellebaardiers, een type soldaat uit de middeleeuwen.
De houtsneeprenten verdwenen in de loop van de 16e eeuw steeds meer uit de protestantse Bijbels, terwijl de Leuvense Bijbels er juist mee versierd werden. De Statenbijbel had weinig illustraties. Alleen de eerste hoofdletters van de Bijbelboeken waren versierd en voorzien van een illustratie. Wel bestond de mogelijkheid om prentbijbels bij de (Staten)Bijbel te laten inbinden.
Van den Berg toonde twee prenten van Pieter Hendriks Schut uit omstreeks 1670 die ook op de tentoonstelling te zien zijn. De eerste gaat over het verhaal van Maria, Martha en Jezus, met een Hollandse keuken als context. Iemand wast af met stromend water, rechts wordt er aan een spit gedraaid en in het midden loopt een man met een mand borden. Bij de afbeelding met de vruchten uit het beloofde land lopen de twee verspieders met de druiventros in een landschap met een riviertje, een man die zijn paard laat drinken en Hollandse huizen op de achtergrond. Van een woestijn is geen sprake.
Aan het eind van de gouden eeuw werden de afbeeldingen realistischer, aldus de NBG-bibliothecaris. Hij liet een afbeelding met de begrafenis van Jakob zien uit een prentenbijbel die omstreeks 1700 verscheen. Jakob wordt niet in een kist begraven, zoals oudere afbeeldingen lieten zien, maar het lichaam is gewikkeld in doeken. Bovendien wordt hij niet naast een kerk begraven maar in een grot.
Van den Berg gaf aan dat de Bijbels al vanaf de vroegmoderne tijd werden voorzien van kaarten met plaatjes. Deze kaarten zijn dikwijls ook in de oude Statenbijbels opgenomen. Er waren zes soorten: de wereldkaart, het paradijs, de woestijnreis, Jeruzalem, het land Israël en de reizen van Paulus. Bij de kaarten uit het midden van de 17e eeuw is alleen het Middellandse Zeegebied in beeld, bij die van circa 1700 ook de rest van Europa. „Eigenlijk zie je hierin ook een functieverschuiving van de kaart”, aldus Van den Berg