Geen ketters
Titus 3:10
„Verwerp een ketters mens, na de eerste en tweede vermaning.”
Dit heeft Paulus terecht geboden, omdat er aan scheldwoorden en woordenwisselingen geen einde zal zijn, indien wij halsstarrigen willen overwinnen door te betogen. Want nooit zal het hun aan woorden ontbreken, en hun zal hun onbeschaamdheid meer moed geven, zodat zij nooit vermoeid worden van het vechten. Nadat hij dus aan Titus heeft voorgeschreven welke vorm van onderricht hij moet overleveren, verbiedt hij nu veel tijd te slijten door te botsen met ketters, omdat altijd het éne gevecht het andere, en het éne betoog het andere zou baren. Want dit is de listigheid van satan, door de onbeschaamde breedsprakigheid van zulke mensen de goede en trouwe herders te verstrikken, om hen van de ijver om te onderrichten af te brengen. Derhalve moeten wij oppassen dat niet twistdebatten ons in beslag nemen. Wij zullen daardoor ook geen tijd hebben onze moeite te besteden aan de kudde des Heeren. Twistzieke mensen zullen immers nooit ophouden lastig voor ons te zijn. Dat hij dus beveelt dat zij vermeden worden, betekent zoveel alsof hij zou zeggen dat niet erg veel moeite gedaan moet worden opdat zij voldaan zijn. Daarom is er niets beter dan dat de aanleiding om het zwaard te kruisen, die zij gretig aangrijpen, hun wordt afgesneden. Ook zij, die overigens graag zich zouden onthouden van woordentwisten, worden soms helaas door schaamte in het strijdperk getrokken.
Johannes Calvijn, reformator te Genève
(”Zendbrieven van Paulus”, 1963)