Laatste vonkjes van de Schotse bloeitijd
Kenneth MacRae (1912-1964) was een man van gezag. Toen de Britse regering op het eiland Lewis, dat tot de Buiten-Hebriden in de Atlantische Oceaan behoort, een groot militair vliegveld met een nucleair schild wilde aanleggen, leidde hij met succes de protestacties van de bevolking.
Achter dergelijke plannen zag MacRae, predikant van de Free Church in de stad Stornoway op Lewis, gevaren opdoemen die de identiteit van dit protestantse eiland zouden aantasten. Op 5 mei was het vijftig jaar geleden dat deze markante persoonlijkheid in zijn woonplaats Stornoway overleed.
Zijn naam riep zowel bij vriend als bij vijand respect op. Ook buiten het eiland Lewis is hij bekend geworden. Uitgever The Banner of Truth in Edinburgh gaf in 1980 een bloemlezing uit van MacRaes dagboeken die door de Schotse theoloog Ian Murray was samengesteld, ”Diary of Kenneth MacRae”. De inhoud is verlucht met een aantal foto’s en biedt een veelheid aan biografisch materiaal. De waarde ervan wordt vergroot door de gedegen noten die de samensteller toevoegde.
MacRaes commentaren zijn gericht op allerlei concrete gebeurtenissen, niet alleen op kerkelijk, maar ook op politiek terrein. Zo komen ook de beide wereldoorlogen aan de orde die veel eilandbewoners het leven hebben gekost. Maar door alles heen klinkt de zorg over het voortschrijdende zedelijk en geestelijke verval dat ook Lewis niet voorbijging, al was de invloed van de Schotse presbyteriaanse traditie tijdens het MacRaes leven nog goed merkbaar.
Innerlijke vroomheid
De gouden draad die door het boek loopt is de innerlijke vroomheid van de predikant. Wie weleens wat van de beoefenaars van de ”Highland piety” (de diep doorleefde vroomheid in de Schotse Hooglanden) heeft gelezen (bijvoorbeeld de autobiografie van MacRaes vriend en collega Murdoch Campbell), treft in ”Diary of Kenneth MacRae” een vergelijkbare levensgang, die gestempeld wordt door het verborgen leven met God.
Opvallend is daarbij de centrale plaats die Christus en Zijn verdienste als enige grond van het heil inneemt. Al moest MacRae bekennen dat hij de hoogte van de geestelijke bevinding die hij bij mannen zoals Samuel Rutherford en John Livingstone tegenkwam miste, toch zijn bij hem –bij alle menselijke gebreken die hem aankleefden– de laatste vonkjes te zien van de bloeitijd die als de ”Second Reformation” (1638-1660) wordt aangeduid.
MacRae kende de geschiedenis van zijn vaderland. Hij hield lezingen over de verschillende opwekkingen die Schotland had gekend en hij verlangde naar hernieuwde uitstortingen van Gods Geest. Hij vergeleek deze met de in zijn ogen oppervlakkige herlevingen in de negentiende en de twintigste eeuw die het zogenaamde ”Easy believism” –het gemakkelijk ja zeggen op de nodiging tot het geloof– in de hand heeft gewerkt. In zijn eigen leven zag hij de gevaren van het oproepen om naar voren te komen om een geloofskeus te doen. De Amerikaanse evangelist R. A. Torrey, die deze methodiek vooral bij massale bijeenkomsten gebruikte, maakte aanvankelijk indruk op MacRae. Hij meende toen het ware geloof te bezitten, maar kwam er later achter dat het een geloof zonder wedergeboorte was. Hij voelde zich vanaf dat moment beter thuis in de kleine Free Church, die na de grote kerkvereniging van 1900 met enkele gemeenten de erfenis van de ”Disruption” –de afscheiding in 1843– wilde bewaren.
MacRae voegde zich na zijn bekering, waarvoor de latere hoogleraar Donald Maclean het middel was, bij dit ”Remnant” (overblijfsel) en toen hij zich geroepen voelde om bazuindrager van het Evangelie te worden, werd hij toegelaten tot de theologiestudie aan het Free Church College in Edinburgh.
Avondmaalsvieringen
Inmiddels was hij verhuisd van zijn ouderlijk onderkomen in de garnizoensplaats Fort George, tegenover het Black Isle, naar de drukke Schotse hoofdstad Edinburgh. Hij was 28 jaar toen hij als ”student-preacher” zijn predikantenloopbaan begon. Daarvoor had hij zes jaar een overheidsbaan gehad. Na een jaar trok zijn bruid Catherine Matheson bij hem in in de pastorie.
Zijn eerste gemeente was in Lochgilphead, een afgelegen kustplaatsje in Argyleshire. In 1919 verhuisde hij naar Kilmuir op het eiland Skye en in 1931 volgde Stornoway op Lewis, waar hij tot aan zijn overlijden in 1964 werkzaam bleef. Hoogtijdagen waren voor hem de avondmaalsvieringen, die naar Schotse gewoonte vijf dagen duurden. De verslagen die hij hiervan maakte geven een beeld van het geestelijke leven in deze omgeving. De afnemende belangstelling voor deze zogenoemde ”Communion seasons” was voor hem een teken aan de wand. Ook de oppervlakkige toelating met betrekking tot het avondmaal in een aantal gemeenten hield hem bezig. De noodzaak van zondekennis en wedergeboorte vervaagde almeer.
MacRae waarschuwde voor een mondbelijdenis en een godsdienst zonder doorleefde vroomheid van het hart. Dit werd hem niet door iedereen in dank afgenomen. Maar als hij roerselen van het werk van de Heilige Geest bespeurde en mensen eenvoudig hoorde spreken van het verlangen naar Christus en naar de vergeving van zonden, dan was hij blij. Hij was geen scherpslijper die de meetlat graag zo hoog mogelijk hield, maar drong wel aan op zelfonderzoek, of Jezus Christus in het hart was. Hij vreesde dat velen zich bedrogen met wat indrukken en emotionaliteit.
Hypercalvinisme
Het stoorde de redacteur van de Monthly Record, het kerkblad van de Free Church, kennelijk dat MacRae de kerkelijke vergaderingen zo technisch vond en zo weinig gericht op het geestelijk welzijn van de kerk. Zo schreef MacRae na de landelijke synode van 1955: „Het was een droevige vergadering die mij deed huiveren en mij met vrees voor de toekomst vervulde.” Volgens de redacteur van de Monthly Record werd met deze opmerking de indruk gewekt dat de Free Church laks was in het vasthouden aan de klassieke leer van de Westminster Confessie.
Kritische geluiden en zorg over toenemende veroppervlakkiging in kerkelijke kring worden zelden op prijs gesteld. Het lijkt wel of dit wordt beschouwd als een aanval op de onaantastbaarheid van kerkelijke vergaderingen. Een opmerking van Ian Murray naar aanleiding van de tekenen van hypercalvinisme in MacRaes tweede gemeente zette MacRae aan het denken: Hij had immers in het geheel geen sympathie voor de praktijk dat een predikant zondaren alleen maar aanzegt: „Wacht op de Geest”, in plaats van het gebod te verkondigen: „Kom tot Jezus.” Ook op het eiland Lewis kwamen fatalistische gedachten over de uitverkiezing voor. Deze stimuleerden een passieve houding onder de prediking van het Woord.
Aan de andere kant was de predikant van Stornoway beducht voor het arminianisme dat hij ook in eigen gelederen tegenkwam. Toen in 1949/50 in het plaatsje Barvas en omgeving een opwekking plaatshad, wees hij op de arminiaanse methodieken die door de Schotse prediker Duncan Campbell werden gebruikt. Hij betwijfelde of de bekeringen wel echt waren, maar nam niet de moeite om ter plaatse met mensen te spreken.
Bekeringsverslagen uit die tijd wekken echter niet de indruk dat er alleen maar sprake was van emotionaliteit bij deze opwekking. De boeken van bijvoorbeeld Colin en Mary Peckham en ook de verslagen over Schotse opwekkingen in de vorige eeuw van Tom Lennie getuigen van diep doorleefde kennis van zonde en genade. Het is ontroerend om te lezen wat voor uitwerking de opwekking van Campbell en andere geestelijke herlevingen sinds 1824 hebben gehad.
MacRae maakte in zijn eigen gemeente geen ”revival” mee, maar die kwam er wel onder zijn opvolger Murdo Macritchie. In de jaren 70 kwamen velen hier tot geestelijke doorbraak.
Beproevingen
De ruimte is te beperkt om deze bijdrage verder te sieren met citaten uit MacRaes dagboeken. Aanvechtingen en geestelijke strijd bleven hem niet bespaard. Dit was, zo zei zijn dochter Mary mij eens, voor haar nieuw, want haar vader sprak altijd goed van de Heere en hield zijn eigen beproevingen voor de binnenkamer.
Op 5 mei 1963 ging MacRae heen, op 80-jarige leeftijd. Vrijdag 8 mei volgde de begrafenis; een lange stoet van rouwenden volgde de baar naar de begraafplaats Sandwick. Traditiegetrouw liepen de vrouwen niet mee, zij stonden aan de kant van de weg de stoet met de baar van hun geliefde herder en leraar na te kijken.
De hulpeloosheid van een zondaar
„Ik zag dat de gestadige toeloop de opkomst (voor de avonddienst) goed maakte. Gepreekt uit Markus 8:36. Het was een gezegende avond. In deze preek had ik meer dan ooit de nadruk gelegd op Hem, door eenvoudigweg te willen tonen hoe hulpeloos een zondaar is tenzij de Heere hem genadig is. Moge Hij Zijn Woord zegenen en bevestigen! Satan mag mij dan wijs maken dat de Heere door mij zo gegriefd is dat Hij begonnen is om mijn predikgaven van mij weg te nemen maar ik luister niet naar hem.”
Uit ”Diary of Kenneth MacRae”.