Gekruisigde kon niet uit de doden opstaan
Wat te denken van alternatieve theorieën over de opstanding?
Het bestrijden van het christelijk geloof is voor Herman Philipse een aangelegen punt. Onlangs verscheen de paperbackeditie van zijn boek ”God in the Age of Science? A Critique of Religious Reason”. In deze weken na Pasen is het goed om te bezien hoe dit boek omgaat met het centrum van het christelijk geloof, namelijk de opstanding van Christus.
Philipse noemt verschillende kritiekpunten op het centrale feit van de opstanding. Hij legt bijvoorbeeld de vinger bij het feit dat Paulus niet spreekt over het lege graf, terwijl hij wel spreekt over een geestelijk lichaam. Dit geestelijk lichaam zou onmiddellijk in de hemel zijn opgenomen, zodat er geen tijd zit tussen de opstanding en de hemelvaart. De evangelisten daarentegen spreken wel over het lege graf, maar zij wekken de indruk dat Jezus met hetzelfde lichaam is opgestaan.
Volgens Philipse hebben de evangelisten Jezus nooit ontmoet en zijn ze zelfs nooit in Jeruzalem geweest. Ze zouden christenen van de tweede generatie zijn, die na een fase van mondelinge overlevering belang kregen bij schriftelijke getuigenissen omtrent de opstanding van Christus. Zo zijn in een latere fase de getuigenissen ontstaan onder de namen van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes om de boodschap van Christus door te geven.
Fiasco
Voor Philipse is de historische geloofwaardigheid van de evangeliën ongeveer nihil, omdat niemand de opstanding zelf heeft gezien. Als God werkelijk had willen overtuigen van de opstanding, was het veel effectiever geweest als Jezus niet was verschenen aan een beperkte kring van belanghebbende intimi, maar bijvoorbeeld aan Pilatus en Romeinse soldaten. Het getuigenis van Maria Magdalena, die door zeven duivelen was bezeten, is in zijn ogen onbetrouwbaar.
Bovendien beroept Philipse zich op andere theïsten, zoals moslims, voor wie de opstanding van Jezus ook onzin is. Als theïsten het onderling al niet eens zijn, hoe geloofwaardig is dan het theïsme als zodanig?
Philipses reconstructie van wat er gebeurd is, luidt ongeveer als volgt. De Jezusbeweging koesterde het verlangen om het koninkrijk van Israël te herstellen, waarbij de discipelen zouden zitten op twaalf tronen. Dit is op een fiasco uitgelopen. Jezus is gekruisigd, Zijn lichaam is in een massagraf terechtgekomen, zoals dat gebruikelijk was voor kruiselingen, en de discipelen hebben achteraf de nieuwe betekenis van de verzoening gegeven aan het lijden van Christus. Gebruikmakend van mythen uit andere situaties is de gedachte bij hen ontstaan dat Jezus zou zijn opgestaan uit de dood. Zo is het verhaal van het lege graf in de wereld gekomen. Om de discrepantie tussen de werkelijkheid en hun eigen idealen te overbruggen, hebben ze intensief gepreekt om anderen voor deze visie te winnen.
Philipse meent zo vanuit een neutraal standpunt alle feiten wetenschappelijk-psychologisch te kunnen verklaren. Die uitleg is volgens hem veel waarschijnlijker dan die van het evangelie.
Prijsgegeven
Wat zullen wij van deze dingen zeggen? In de eerste plaats hoeft het ons niet te verwonderen dat de boodschap van Christus’ opstanding absurd overkomt. Dat was overigens ook in de tijd van de Bijbel zo. Als ik Philipse goed begrijp, was opstanding in die tijd volgens hem een minder beladen begrip. Maar dat is de vraag. Er gebeurde echt niet op iedere hoek van de straat een wonder. Een wonder was ook in die tijd een wonder.
In de tweede plaats schat Philipse het gegeven dat juist de leerlingen van Jezus de opstanding verkondigen verkeerd in. Farizeeën hielden rekening met de mogelijkheid dat er op de derde dag iets zou gebeuren. Ze kwamen speciaal op de sabbat(!) samen om daarover te beraadslagen. Maar voor Jezus’ volgelingen was de opstanding compleet buiten beeld. Het ging namelijk niet om een opstanding als zodanig, maar om de opstanding van een gekruisigde. Opstanding na een hongersdood, een zwaarddood, een hartaanval of nadat Jezus vanaf de steilte in Nazareth te pletter zou zijn gevallen, zou voorstelbaar zijn geweest, maar niet de opstanding van de gekruisigde Christus. Immers, de kruisdood was door God vervloekt (Deut. 21:23). Een gekruisigde was door God prijsgegeven. God had publiekelijk afstand van zo iemand genomen.
Dit was de grote verbijstering van de elf. Eerst was het voor hen onvoorstelbaar dat hun Meester aan het kruis zou sterven. Vervolgens was het voor hen onvoorstelbaar dat hun gekruisigde Meester als een door God vervloekte zou opstaan. Het was niet zozeer tegen Gods scheppingsmogelijkheden in, maar tegen Gods openbaring en Zijn karakter. Het was voor hen theologisch uitgesloten dat een gekruisigde door God zou worden opgewekt. Daarom konden ze het getuigenis van de vrouwen niet aanvaarden.
Daarom is het feit dat juist de volgelingen van Jezus de opstanding gingen verkondigen zo’n krachtig getuigenis voor de opstanding. Zij moesten wel zo’n zekerheid over Zijn opstanding hebben verkregen dat elke twijfel uitgesloten was.
Overtuigd
In de derde plaats is er alle reden om het getuigenis van Paulus zwaarder te laten wegen. Philipse heeft tegen het getuigenis van Paulus als zodanig niet veel in te brengen. Paulus had hetzelfde theologische bezwaar tegen de opstanding als Jezus’ discipelen. Daarom vond hij het verschrikkelijk dat de dwaling zich verspreidde dat de gekruisigde Jezus uit Nazareth uit de doden zou zijn opgestaan. Hij was er dan ook vast van overtuigd dat hij God een dienst bewees door deze verschrikkelijke dwaling met wortel en tak uit te roeien.
Juist deze tegenstander van het opstandingsgeloof is het gaan verkondigen! Waarom? Omdat hij tegen heel zijn theologie in werd overtuigd dat Jezus leeft. Vanuit de opstanding ontving hij het ware licht op het kruis. Zo heeft hij zijn leven gegeven om de gekruisigde Christus te verkondigen.
Kortom, mijn bezwaar tegen Philipse is dat hij de theologische context uit de tijd van de discipelen niet verdisconteert in zijn oordeel over de opstanding van Jezus. Onderwijl belijden wij –soms een beetje uitdagend– Christus, de Gekruisigde, de ontwikkelde en beschaafde mens een absurditeit, de Joden een ergernis, maar hen die geloven een kracht van God tot zaligheid.
Dr. W. van Vlastuin, docent dogmatiek en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl