Ds. W. Visscher en dr. P. C. Hoek over de toestand van de kerk
De Nederlandse kerken verkeren in zwaar weer. Ledentallen lopen in snel tempo terug en steeds minder mensen bezoeken wekelijks een eredienst. Is de kerk in Nederland in verval? Het is maar hoe je het bekijkt, vinden dr. P. C. Hoek en ds. W. Visscher. „De Kerk is van God, dus we hoeven er niet over in te zitten.”
De cijfers zien er somber uit. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) bracht vorige week naar buiten dat minder dan een derde van de Nederlanders zich tot een kerkgenootschap rekent, en nog geen 10 procent van de bevolking ziet iedere zondag een kerk vanbinnen. Vijftig jaar geleden lag dat heel anders: toen was ruim twee derde van de Nederlanders lid van een kerk en de helft bezocht wekelijks een eredienst.
Ds. Visscher, predikant van de gereformeerde gemeente in Amersfoort, schrikt allang niet meer van zulke cijfers. „Het Centraal Bureau voor de Statistiek kwam in december met vergelijkbare bevindingen. Het beeld is al jaren hetzelfde: de ontkerkelijking gaat stelselmatig door. Statistisch gezien is het halverwege deze eeuw voorbij met de kerk in Nederland.”
Dr. Hoek, docent aan het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam, knikt. „Wat ik wel weer opmerkelijk vind aan de uitkomsten van het SCP-onderzoek”, zegt hij in de woonkamer van ds. Visscher, „is de bewering dat de jongere generatie leerstellig orthodoxer is dan de oudere.”
Herkent u dat in uw eigen kerkverband?
Ds. Visscher: „Nee, alleen dat jongeren wat spontaner en gemakkelijk over het geloof en de Bijbel praten dan ouderen. Die zijn voorzichtiger, hebben wat meer ontzag. Het is winst dat bepaalde onderwerpen nu bespreekbaar zijn, maar misschien wordt er soms te gemakkelijk over tere, geestelijke zaken gesproken.”
Dr. Hoek: „Ik zie bij jongeren minder vanzelfsprekendheid dan bij ouderen. Zo is belijdenis doen tegenwoordig vaker een bewuste keuze. Jongeren worden radicaler: het is ja of nee. De categorie meelopers in de kerk wordt steeds kleiner.”
Is dat een positieve ontwikkeling?
„Aan de ene kant wel. Maar als mensen niet meer aan een gemeente verbonden zijn, horen ze ook het Woord van God niet meer.”
Ds. Visscher: „Dan zwemmen ze niet meer voor het visnet. Je bent ze kwijt.”
Nederland seculariseert in snel tempo. Ontkomt de gereformeerde gezindte daaraan?
Hij denkt even na. „Materialisme, individualisme en secularisatie. Dat zijn de drie sterkste krachten in onze samenleving”, zegt de Amersfoortse predikant. „Bij velen draait het om geld en goed, om het maken van eigen keuzes, om een leven los van God. Secularisatie vindt echter niet alleen buiten de kerk plaats, ook erin. Staat God wel op nummer één in mijn leven? Als je de dag zonder gebed en Bijbellezen kunt beginnen, dan is de secularisatie wel heel diep in je genen doorgedrongen.”
Dr. Hoek: „Wanneer we het hebben over verval in de kerk, dan is de vraag wát er precies vervalt. Niet alle ontwikkelingen zijn meetbaar. Als we bidden om een opleving, dan bidden we misschien wel om de afbraak van bepaalde dingen.”
Ds. Visscher: „Precies. Neem het materialisme in ons leven. Ik ben nu 58, en zie duidelijke verschillen in de accenten die ouders vroeger en nu in de opvoeding leggen. Ik weet nog dat ik met school naar Münster ging, de grens over. Dát was nog eens indrukwekkend. En ze spraken er Duits! Tegenwoordig gaan we zo veel keer per jaar op vakantie, het liefst intercontinentaal. Mag dat dan niet? Ja, maar is dat de invulling van ons leven? We zijn bedwelmd door het materialisme.”
Dr. Hoek zegt dat te herkennen. „We hebben nauwkeurige groepscodes opgesteld, maar matigheid hoort daar blijkbaar niet bij.”
Ds. Visscher: „We hebben het allemaal zo fijn in dit leven. Een volle koelkast, een mooie auto, prachtige boeken. Maar dat dit leven niet meer is dan een gestadige dood, zoals het doopformulier zegt, ervaren we dat nog wel? Volgens artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis is de kerk „een heilige vergadering der ware Christgelovigen.” Als je een reformatorische kerk binnenstapt, zie je dan zo’n heilige vergadering of zie je een groep die het gezellig heeft met elkaar?”
Dr. Hoek: „Materialisme legt bloot wat er eigenlijk aan de hand is. Als er iets in verval is, dan is dat het innerlijk geestelijk leven.”
Hoe houd je de kerk vitaal?
„De kerk heeft het moeilijk met de positie die ze in de maatschappij is kwijtgeraakt. We proberen alle zeilen bij te zetten om nog iets te kunnen redden. Maar de vitaliteit van de kerk heeft allereerst met het hart te maken. Hebben we dat verpand aan de Koning? We moeten uitkijken dat we een nieuwe generatie alleen voor de eigen zuil opvoeden. Kerk, school en gezin zijn belangrijk, maar ze moeten jongeren wel voorbereiden op het staan in een maatschappij waarin ze als christenen een kleine minderheid zullen vormen.”
Ds. Visscher: „Kerk, school en gezin – op die trits moeten we buitengewoon zuinig zijn. Ze horen bij elkaar, als drie poten onder een krukje. Als je er één wegzaagt, valt het krukje om. De zuil is geen doel op zichzelf, maar een instrument: je kunt er kwetsbare mensen steun mee bieden.”
Wat moeten ouders, predikanten en leerkrachten vooral aan jongeren meegeven?
„Eerst moet het beeld van de buitenwereld kloppen. Nu hoor ik van catechisanten vaak dat leraren van een jaar of veertig, vijftig dingen zeggen die niet juist zijn: „De wereld is boos en slecht en wij zijn goed.” Soms is dat zo, maar tegenwoordig vinden veel mensen geloven best interessant. Er is niet enkel vijandschap. We leven in een postmoderne wereld waarin ieder zich een eigen mening wil vormen.”
Dr. Hoek: „We hebben lange tijd vanuit het isolement gedacht: het is wij tegen zij. Het is belangrijk dat we jongeren toerusten om hun roeping in de samenleving te vervullen, dat ze bewogen zijn met de mensen om hen heen.”
Hebben oudere opvoeders te weinig kennis van de cultuur buiten de zuil?
„Dat zou kunnen. Het heeft iets gemakkelijks: daar is de grote boze buitenwereld en hier is ons eigen, kleine, veilige plekje. Misschien hebben we inderdaad te veel, te lang en te sterk in een isolement geleefd.”
Ds. Visscher: „Ik denk dat jongeren veel meer in de wereld staan dan ouders denken. Ze hebben een smartphone, in de trein lezen ze Metro en Sp!ts. De drempels die er bij veel ouderen nog lagen, zijn door de komst van internet verdwenen. Twintig jaar geleden spraken we nog over begeleide confrontatie; nu werkt die niet meer.”
Hoe moet het dan wel?
„Het is zoeken naar de steen der wijzen. Het belangrijkste is dat ouders authentiek zijn en werkelijk willen wandelen in de wegen van de Heere. Dat kinderen merken: voor mijn ouders is niet die nieuwe auto belangrijk, maar het leven met de Heere.”
Dr. Hoek: „En geef rekenschap van alle dingen. Vanuit het hart, levend bij het Woord. Het komt aan op de persoonlijke worteling in de Schrift en in de God van de Schriften. In het huidige seculiere moeras zal apologetiek, de verdediging van het christelijk geloof, steeds belangrijker worden.”
Stellen jongeren tegenwoordig eerder vragen over bijvoorbeeld het bestaan van God dan over de persoonlijke toe-eigening van het heil?
Ds. Visscher schudt zijn hoofd. „Ik merk echt dat catechisanten vragen over wedergeboorte en hun persoonlijke nood heel belangrijk vinden. Wel zie je dat er over het algemeen steeds minder wordt gelezen. Het vraagt dan ook de nodige inspanning om met je woorden bij de harten van jongeren te komen.”
Wat betekent dat voor de prediking?
Dr. Hoek: „Jongeren zijn gewend aan een informatiebombardement. Alles komt heel kort, krachtig en vurig op hen af. Daarom zijn directheid en toegankelijkheid in de prediking belangrijk. Kies duidelijke woorden, gebruik korte zinnen. En als je jongeren rechtstreeks aanspreekt, doe dat dan niet steeds in negatieve zin.”
Ds. Visscher: „Ik ben nu bijna 22 jaar predikant. Toen ik begon, moest een preek aan veel voorwaarden voldoen. Het was net als bij het halen van een autorijbewijs: je moet naar links kijken, naar rechts, schakelen – alles tegelijk. Zo wilde ik alles in één preek stoppen: de tekst uitleggen, de geloofsleer erin. Tegenwoordig leg ik de ene keer het accent hier, de andere keer daar, al naar gelang de tekst aangeeft. Je moet daarbij steeds meer uitleggen en met voorbeelden onderstrepen. Het gaat erom dat mensen naar huis gaan met de boodschap van de Heere.”
Dr. Hoek: „Tegen studenten zeg ik weleens: „Kijk uit met het noemen van een theoloog uit hedendaagse discussies in de preek, want 99,9 procent van de gemeenteleden weet niet wie dat is.” Ik schrik er weleens van dat veel mensen de meest fundamentele dingen niet meer kennen. Maar misschien moeten we de hand wel in eigen boezem steken, en hebben de predikanten veel zaken laten liggen. We moeten leren vanuit de Bron en de Bijbelse bronnen te leven.”
Ds. Visscher: „In onze kerkbode plaats ik stukjes van Alexander Comrie over geestelijke duisternis of de vereniging met Christus. Als je later bij mensen thuiskomt, zie je soms een boek van Comrie in de kast staan. Zo kun je klassieke werken goed gebruiken als ondersteuning bij de prediking. De ”Christenreis” van John Bunyan bijvoorbeeld: ontroerend hoe hij beschrijft hoe Christen bij het kruis zijn zondelast kwijtraakt. Of de ”Belijdenissen” van Augustinus.” Geëmotioneerd: „Die kun je niet zonder tranen lezen.”
Dr. Hoek: „Ja, daar gaat het om: herbronnen. Jongeren vragen vaak: Wat hebben we eraan? Dat is een goede vraag, want die stelt de Heidelbergse Catechismus ook. Zo is droefheid naar God een diep en Bijbels begrip, maar dat moet begrijpelijk worden gemaakt voor een jongere generatie.”
Kan het helpen een hedendaagse theoloog erbij te halen, zoals Tim Keller?
Ds. Visscher: „Je mag van mij alles lezen, maar verdiep je dan wel eerst in eigen wortels: Augustinus, Calvijn, Comrie of Brakel. Als die je eigendom zijn, mag je ook wel Bonhoeffer of Keller nemen.”
Dr. Hoek: „Helemaal mee eens. Wortel eerst in de klassieken. We zouden een geweldig verlies lijden als we de groten uit de kerkgeschiedenis zouden laten liggen.”
Ds. Visscher: „En dan staat voor mij Bunyan op één, en dan volgen Augustinus, Calvijn en Brakel.”
Dr. Hoek: „Het Bijbelse leven vind je prachtig terug bij Bunyan en de puriteinen. Ik heb ook hart voor de reformatoren, en voor een theoloog als Voetius. Zij hadden een omvattendheid die we tegenwoordig niet meer hebben. Ze kenden Augustinus, Bernardus, Thomas – een werkelijk katholieke theologie, in rapport met de kerk der eeuwen, met oog voor wat de Heere in de geschiedenis heeft gedaan.”
EO-presentator Andries Knevel singaleerde donderdag in een interview met deze krant dat de belangstelling voor de tweede kerkdienst terugloopt en dat bezoek aan een Bijbelstudiegroep of een kerkdienst op internet ervoor in de plaats komt. Herkenbaar?
„Nee, niet op die manier. Ik ken wel gemeenten waar de tweede dienst minder wordt bezocht dan de eerste, maar niet omdat mensen ’s middags via internet naar Tim Keller gaan luisteren. Ze laten het gewoon afweten.”
Ds. Visscher: „Incidenteel kom je het wel tegen. Zo hoorde ik van een belijdeniscatechisant dat toch wel 20 à 25 procent van de medeleerlingen op school ’s zondagochtends de laptop opendoet om een preek te gaan beluisteren. Dat is het gevolg van een individualistische geest: „Ik wil best godsdienstig zijn, maar op mijn eigen manier. Ik zoek zelf mijn predikant uit en het tijdstip waarop ik luister.” Je kunt naar de camping gaan met in je koffertje je eigen kerk, maar dat is heel iets anders dan dat we naar Gods huis gaan om Zijn Woord te horen.”
Dr. Hoek: „Een Bijbelstudiegroep mag de kerkdienst niet gaat beconcurreren. Waarom zou je de tweede dienst, een gelegenheid tot Woordbediening, willen prijsgeven? En: als je de tweede dienst laat vallen, zullen veel mensen zich niet bij die Bijbelstudiegroep voegen.”
Ds. Visscher: „Er is niets tegen een Bijbelstudie, maar wel als uiting van individualisme. Met een clubje gelijkgezinden de Bijbel gaan lezen in plaats van naar de kerk gaan – daar kan geen zegen op rusten. In de kerkdienst kom je samen met mensen van alle leeftijden en van allerlei niveau, om je te laten gezeggen: alzo spreekt de Heere.”
Is de kerk in Nederland in verval of in verandering?
Dr. Hoek: „Wat het verval van de kerk betreft, denk ik dat we vooral de hand in eigen boezem moeten steken. Het stelt ons voor de vraag wat de inhoud van ons geloof is. We krijgen als het ware een schuldbrief gepresenteerd. Ik heb de hoop en de bede dat er dwars door het verval heen sprake van vernieuwing zal zijn. Dat we te midden van een seculiere wereld op God worden teruggeworpen. De Duitse theoloog Möller zei: „Ik tel niet, ik reken niet. De kerk is een gelóófsartikel.” Dat is heel wezenlijk. De Kerk van God kent geen verval of verlating.”
Ds. Visscher: „De Kerk is de bruid van Christus, een planting van God. Hij zorgt er Zelf voor, dus we hoeven er niet over in te zitten. Waar we wel zorgen over kunnen hebben, is over de mensen in de kerk. Velen zitten wel in de kerk maar zijn niet van de kerk. Daar zit het mis voor mijn gevoel. Wat we moeten doen, is terugkeren naar de Persoon om Wie het in de kerk gaat: Christus. We kunnen hard werken om alles bij elkaar te houden, we kunnen depressief worden omdat het allemaal slechter lijkt te gaan in de kerk, maar Christus zegt: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.”
Dr. Hoek: „En dan kan de kerk als instituut, zoals we dat kennen en gekend hebben, best veranderen in de toekomst.”
Ds. Visscher: „Als we geloven dat de Heere Zijn kerk leidt, dan hoeven we ons geen zorgen te maken over de vorm. We hebben de Romana gehad, de volkskerk, de afgescheiden kerken – en ondanks alles werkt de Heere.”
Dr. Hoek: „Als we steeds maar naar het verleden blijven kijken, zie je louter verlies: in aantallen, in maatschappelijke relevantie.”
Ds. Visscher: „We moeten ervan af om serieus gevonden te willen worden. Het gaat erom dat we het lichaam van Christus zijn. Spurgeon zei: Als ik zondag tijdens de dienst op mijn hoofd ga staan, komen er volgende week meer mensen naar de kerk. Doe ik dat weer, dan komen er de zondag daarop nog meer. Maar de derde keer houdt het op: dan hebben de mensen het wel gezien. Met gekkigheid bouw je geen kerk. De bediening der verzoening is het hart van de kerk. Laten we het daar dan ook van verwachten. Van Christus en van Zijn werk.”
Dit is het laatste deel van een tweeluik in de aanloop naar het EO-radiosymposium ”Kerk in verval… of in verandering?”, dinsdag in Hilversum.