Goedheid
Titus 3:4
„Maar wanneer de goedertierenheid van God onze Zaligmaker en Zijn liefde tot de mensen verschenen is.”
Goedheid en liefde… De goedheid heeft Paulus terecht op de eerste plaats gezet, omdat goedheid God neigt om ons lief te hebben. Want in ons zal Hij niets vinden wat Hem ons doet liefhebben; maar daarom heeft Hij lief, omdat Hij goed is en barmhartig.
Hoe Hij ook Zijn goedheid en liefde aan allen betuigt, toch leren wij die niet kennen dan door het geloof, wanneer Hij Zich in Christus als Vader te kennen geeft. Paulus genoot, voordat hij geroepen was tot het geloof in Christus, ontelbare goederen van God die hem een proeve van Gods vaderlijke goedertierenheid konden geven: hij was vanaf zijn eerste kinderjaren opgevoed door het onderricht der wet. Toch dwaalt hij in de duisternis, zodat hij Gods goedheid niet bemerkt, totdat de Geest zijn verstand verlicht, en Christus tussenbeide komt als getuige en borg van de genade van God de Vader, aan welke wij, zonder Hem, allen vreemd zijn. Zo begrijpt hij de zoetigheid en de mensenliefde van God niet anders dan dat het door het licht van het geloof is openbaar gemaakt.
Johannes Calvijn, reformator te Genève (”Zendbrieven van Paulus”, 1963)