„Je bent in bajes regie over je leven kwijt”
VEENHUIZEN. Luxe in Nederlandse gevangenissen? Laat Peter Sluiter, directeur van het Nationaal Gevangenismuseum in Veenhuizen, het niet horen. „Je bent de regie over je leven kwijt.”
Toegegeven, zegt Sluiter, in vergelijking met andere landen is het leven in de Nederlandse gevangenis „relatief goed.” Maar vergis je niet. „Er wórdt in de gevangenis voor je bepaald hoe laat je opstaat, wat voor werk je gaat doen, hoe laat en wat je eet. Je hebt over de 24 uur van je dag niets te vertellen.” In het Nationaal Gevangenismuseum werd gisteren een nieuwe expositie over het leven in de Nederlandse gevangenissen geopend.
Beroepscriminelen vormen maar een beperkt deel van de gevangenisbevolking, betoogt Sluiter, die in het verleden gevangenisdirecteur was en in een tbs-kliniek werkte.
Nogal wat gedetineerden kampen met „ongelukkige” omstandigheden. „Ze hebben pech in het leven. Ze komen uit gebroken gezinnen, hebben verkeerde vrienden. Hun moeder is vijf van de zeven dagen zo stoned als een garnaal. Er is discussie mogelijk over de vraag of je die gedetineerden hun daden volledig kunt aanrekenen.” Sluiter wijst op Jolanda. Ze is een van de vijf geconstrueerde personages op de expositie. Voor hen zijn „elementen uit de werkelijkheid gebruikt.” „Jolanda is een jonge, psychisch labiele vrouw. Het zit haar niet erg mee in het leven. Ze is veel te jong zwanger en krijgt een huilbaby. Haar vriend gaat ervandoor. Op zeker moment schudt ze haar huilende baby zo hard door elkaar dat het kind overlijdt. Ze belandt in de gevangenis. Maar het is een wezenlijk andere gedetineerde dan de man die in de drugshandel zit en met voorbedachten rade iemand omlegt.”
Op de expositie kan de bezoeker Jolanda volgen. Ze krijgt 548 dagen straf en tbs met dwangverpleging. Intussen heeft Jolanda opnieuw een baby gekregen. Dat kind is bij haar weggehaald. „Ik heb niks meer”, vertelt Jolanda in een geluidsopname. „Eerst kwam mijn moeder elke maand nog, nu heb ik haar al een halfjaar niet gezien. Niemand vraagt wat ik wil. Ik besta niet.” Haar eerste kindje heeft ze „niet expres” om het leven gebracht. „Ik was alleen zo moe. Dat vreselijke gehuil en gekrijs.”
Na de Tweede Wereldoorlog was er aandacht voor de persoonlijkheid en resocialisatie van de gedetineerde. Zo vermeldt het document ”Een blik op de gang van zaken in de strafgevangenis te Breda in 1950”: „De gevangene is nu geen nummer meer, is ook in de gevangenis een persoonlijkheid, die voor het grootste deel van de dag in gemeenschap verblijft. Hij vertoeft thans alleen nog in de cel des nachts en voor het nuttigen van zijn ontbijt, warme maaltijd en avondeten. De celkap, het borstnummer en de klompen zijn van het toneel verdwenen (…) ’s Avonds, na het eten, te circa 18.45 uur, wordt hij wederom uitgesloten. Hij kan dan, óf naar de recreatiezaal gaan, waar gelegenheid is om te schaken, te dammen, biljarten, enz., óf hij kan een der cursussen volgen. (…) Het beoefenen van huisvlijt en het knopen van fantasiekleedjes neemt een belangrijke plaats in bij het besteden van de vrije uren.”
Na gevangenschap wordt het leven er niet makkelijker op, ervaart Hugo (63, gefingeerde naam). Hij was de wanhoop nabij en wilde zijn vrouw en zichzelf doden. Dat mislukte. Hij zat van 2010 tot 2014 vast voor een poging tot moord. „Ik wilde na mijn gevangenistijd bij een reguliere verzekeringsmaatschappij een aansprakelijkheids- en inboedelverzekering afsluiten. Maar dat kon ik vergeten.”