Protestantse Kerk verliest bijna 60.000 leden
UTRECHT. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) heeft vorig jaar 59.837 leden verloren. Het kerkverband telt nu ongeveer 2.026.000 leden.
Dat blijkt uit de Statistische Jaarbrief 2014, die gisteren op de generale synode van de Protestantse Kerk in Lunteren is gepresenteerd.
De laatste jaren verloor de Protestantse Kerk jaarlijks tussen de 50.000 en de 60.000 mensen. De kerk telt 799.152 belijdende leden, 882.266 doopleden en 344.588 overige leden. In 2013 waren dat er respectievelijk 818.057, 902.871 en 364.915.
Er werden vorig jaar 16.393 mensen lid van de Protestantse Kerk. In datzelfde jaar schreven 48.580 mensen zich uit. Daarnaast overleden er 27.650 leden. Dat betekent een ledenverlies van 76.230.
„Dit zijn geen opwekkende cijfers”, aldus Haaije Feenstra, directeur van de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk. „Dat ga ik niet verhullen. Wel vind ik het belangrijk om te benadrukken dat de kinderdoop binnen de Protestantse Kerk springlevend is.”
Voor het eerst staan er in de Statistische Jaarbrief cijfers over het aantal doopbedieningen en belijdenissen. Vorig jaar ontvingen 7.743 personen de heilige doop. Ruim 90 procent daarvan werd in het eerste levensjaar gedoopt. Daarnaast deden er 4.174 volwassenen belijdenis van hun geloof.
Het aantal gemeentepredikanten bedraagt 1930, vier meer dan vorig jaar. Daarvan is ongeveer driekwart mannelijk en een kwart vrouwelijk.
De Protestantse Kerk kent hervormde gemeenten, gereformeerde kerken en evangelisch-lutherse gemeenten. Sinds vorig jaar is meer dan de helft van het aantal leden lid van een protestantse gemeente (53,3 procent). Bijna een tiende van de leden is lid van een gereformeerde kerk; 36 procent kerkt in een hervormde gemeente.
Uit de cijfers blijkt verder dat vorig jaar gemiddeld 25 doop- en belijdende leden per (wijk-)gemeente zich lieten uitschrijven. Daar staan ruim acht inschrijvingen tegenover. Er werden gemiddeld vier personen gedoopt en twee deden er belijdenis. Veertien mensen overleden.
Op dit moment is precies 12 procent van de Nederlandse bevolking lid van de Protestantse Kerk. Friesland is de meest „protestantse” provincie: meer dan 26 procent van de bevolking is lid van de PKN. Noord-Holland (5,6), Noord-Brabant en Limburg (3,3) kennen de laagste percentages.
De Protestantse Kerk vergrijst, zeker ten opzichte van de Nederlandse bevolking. Kinderen en jongeren zijn ondervertegenwoordigd. Ruim 28 procent van de leden behoort tot de leeftijdscategorie 40- tot 59-jarigen. De categorie 60- tot 79-jarigen is ongeveer even groot.
Volgens dr. H. G. Dane, die de Statistische Jaarbrief vrijdag op de generale synode van de PKN in Lunteren presenteerde, biedt de vergrijzing ook kansen voor de kerk, met name in diaconaat en pastoraat.
Scriba dr. A. J. Plaisier zei dat de jaarbrief goed inzicht geeft in ontwikkelingen binnen de kerk. „Uit de cijfers blijkt bijvoorbeeld dat het ledenverlies in Amsterdam ongeveer tot staan is gebracht; dan is het een spannende vraag wat dat betekent voor het plaatselijk beleid.”
De generale synode voerde gisteren een „bezinnende bespreking” over de hulporganisaties Kerk in Actie en ICCO, die samenwerken in de ICCO-Coöperatie. Volgens sommige synodeleden dreigt Kerk in Actie „ondergesneeuwd” te raken, omdat ICCO veel groter is. Bovendien zou schaalvergroting ertoe kunnen leiden dat kleine projecten van Kerk in Actie, bijvoorbeeld voor de „allerarmsten in de wereld”, in de knel komen.
Volgens E. J. Hazeleger, programmamanager van Kerk in Actie, loopt dat niet zo’n vaart. Door de samenwerking met ICCO zijn het werk en de projecten veel minder „versnipperd” dan voorheen. Haaije Feenstra, directeur van de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk, geeft aan dat door de samenwerking „de impact van het werk groter wordt.”
De Protestantse Kerk heeft onderzoek gedaan naar mensen die in dienst zijn van de landelijke kerk, maar die in plaatselijke gemeente werken. Het gaat dan om interim-predikanten, studentenpastores en medewerkers van jongerenorganisatie JOP. Uit het onderzoek blijkt dat het uitlenen van beroepskrachten in het algemeen goed loopt; er is voldoende vraag naar deze diensten vanuit het land en er is ook veel interesse van mensen om een dienstverband met de landelijke kerk aan te gaan. Aandachtspunten zijn onder meer de begeleiding en ontwikkeling van deze werknemers en hun „binding” aan de landelijke kerk.
De generale synode komt in november weer bijeen.