Eerlijke mode vereist kledingkeuzes
Voor een duurzame kledingrevolutie is niet alleen inzet van bedrijven maar ook een omslag in koopgedrag nodig, betogen Lynsey Dubbeld en Jos van Oosten.
Op 24 april vond de eerste Fashion Revolution Day plaats. De dag is in het leven geroepen na het dodelijke ongeval vorig jaar: in de Rana Plazakledingfabriek in Bangladesh. De gevolgen: 1133 doden, ruim 2500 gewonden, ongeveer 800 weeskinderen. Dat zijn de kille cijfers over de ingestorte textielfabriek. Het ongeval staat niet op zichzelf. Volgens schattingen zijn er tussen 2006 en 2013 meer dan 1500 Bengaalse textielarbeiders om het leven gekomen in onveilige fabrieken.
Er zijn dus goede redenen om 24 april, precies een jaar na de tragedie, uit te roepen tot Fashion Revolution Day. Op deze internationale dag vinden in tientallen landen (waaronder Nederland) evenementen rond eerlijke kleding plaats. Met als doel de consument bewust te maken van de verborgen kosten van de kleding in hun winkelstraten en het alternatief van milieu- en mensvriendelijke mode in de schijnwerpers te zetten.
De naam Fashion Revolution Day wekt de suggestie dat er elk moment een duurzame ommekeer in onze garderobe kan losbarsten. Het is de vraag of dat echt zo is. ”Fast fashion” – het systeem van goedkope wegwerpmode dat lastig verenigbaar is met groene, eerlijke kledingproductie – lijkt vooralsnog onverminderd de markt te beheersen. H&M ziet het marktaandeel nog altijd gestaag groeien, zowel in Nederland als daarbuiten. Den Haag huisvest de grootste winkel van Zara ter wereld, en Forever21 opende eerder deze maand aan het Amsterdamse Rokin de eerste winkel in Nederland. In het najaar vestigt Primark zich in het voormalige pand van de Bijenkorf in Enschede.
Omwenteling
Maar wie goed kijkt, ziet op deze eerste Fashion Revolution Day ook signalen van een duurzame omwenteling. Steeds meer modemerken, waaronder bekende winkels zoals Bijenkorf, HEMA en V&D, ondertekenen het Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh. Inmiddels hebben ruim 150 internationale modebedrijven toegezegd om samen met fabrieken en vakbonden in Bangladesh de veiligheid te verbeteren.
Nog zoiets: Greenpeace boekt doorbraken met campagnes tegen chemische afvallozingen bij kledingfabrieken. Toonaangevende labels zoals Nike, Adidas, Levi’s, G-Star Raw, Valentino en Burberry zijn over de streep getrokken om hun modeproductie gifvrij te maken.
Ook hoopgevend is dat recent onderzoek van merkenvergelijkingssite Rank a Brand laat zien dat een groeiend aantal modemerken informatie openbaar maakt over zijn inspanningen op het gebied van klimaat, milieu en fair trade. Al 20 procent van de modemerken publiceert een omvangrijk duurzaamheidsrapport.
In dit verband is ook de ogenschijnlijke opmars van Made in Holland vermeldenswaardig. Als reactie op misstanden in lagelonenlanden is er een heuse herwaardering van lokale productie zichtbaar. Onder andere Ellen Willink, Granny’s Finest, Starsock, Ami E Toi en Tulp Jeans werken op die manier dicht bij huis naar oplossingen voor duurzaamheidsproblemen in de wereldwijde textielindustrie. En het Utrechtse naaiatelier van i-did helpt ketens zoals Sissy Boy en Noppies om hun textielafval op Hollandse bodem te verwerken tot nieuwe gewilde artikelen.
Ten slotte is het opmerkelijk dat Nederlandse politici er anno 2014 niet voor terugdeinzen om zich uit te spreken tegen „foute kleding.” Zo nagelde minister Ploumen publiekelijk Coolcat, Prenatal en Wibra aan de schandpaal en voerden de Tweede Kamerleden Voordewind (CU) en Gesthuizen (SP) protestacties bij het hoofdkantoor van Mexx.
Volksopstand
Wat tot nu toe achterblijft, is een volksopstand tegen niet-duurzame kleding – of in minder revolutionaire termen gezegd: een overweldigende consumentenvraag naar groen en eerlijk textiel. Uit een consumentenonderzoek van vorig jaar, kort na de instorting van de Rana Plazafabriek, bleek bijna de helft van de Nederlanders (46 procent) naar eigen zeggen niet vaker dan voorheen in de winkel na te gaan uit welk land een kledingstuk afkomstig is. Een nipte meerderheid (56 procent) was bereid om 5 euro meer te betalen voor een gegarandeerd eerlijk gemaakte broek van 50 euro.
Recente statistieken stemmen niet veel vrolijker. Voor slechts 2 procent van de Nederlandse vrouwen is verantwoorde productie een aankoopcriterium. Prijs is de meest genoemde factor – naast bijvoorbeeld pasvorm, draagcomfort en combinatiemogelijkheden.
Voor een duurzame revolutie waarmee rampen zoals in Rana Plaza worden voorkomen, is dus nog een forse verandering in ons koopgedrag nodig. Fashion Revolution Day biedt daarvoor volop informatie en inspiratie. Vervolgens zijn ook instituties zoals kerken, scholen en ngo’s aan zet. Want de beweging richting groene en eerlijke mode begint niet alleen maar ergens in een textielfabriek in Bangladesh, maar net zo goed bij onze eigen kledingkeuzes. Wat dat betreft zou het aloude christelijke beginsel van herkenbaarheid in „daad, praat, gelaat en gewaad” opvallend actueel kunnen blijken.
De auteurs zijn respectievelijk auteur van het boek ”Mode voor morgen. Duurzame kleding in Nederland” en zelfstandig adviseur voor innovatie in de kledingsector.